30 JUNI 1936. - Koninklijk besluit houdende algemeene verordening betreffende het toezicht op de ondernemingen van hypothecaire leeningen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-07-1987 en tekstbijwerking tot 27-05-2005)
HOOFDSTUK I. - Ondernemingen van hypothecaire leeningen zonder tusschenkomst.
AFDEELING A. - Het bericht en zijne inschrijving.
Art. 1-4
AFDEELING B. - Verplichtingen der ondernemingen.
Art. 5-14
HOOFDSTUK II. - Ondernemingen van hypothecaire leeningen met tusschenkomst.
AFDEELING A. - Toelating.
Art. 15-21
AFDEELING B. - Verplichtingen, die uit de toelating voortvloeien.
Art. 22-34
AFDEELING C. - Borgstelling.
Art. 35-40
AFDEELING D. - De gereconstitueerde kapitalen.
Art. 41-49
AFDEELING E. - Aanwervingskosten en commissieloonen.
Art. 50
AFDEELING F. - Ophouding en intrekking der toelating.
Art. 51-56
EINDBEPALING.
Art. 57-58
HOOFDSTUK I. - Ondernemingen van hypothecaire leeningen zonder tusschenkomst.
AFDEELING A. - Het bericht en zijne inschrijving.
Artikel 1. De ondernemingen bedoeld onder 1° van artikel 33 van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 Januari 1936, mogen, na 1 Juli 1936, hunne bedrijvigheid binnen het Rijk slechts uitoefenen of voortzetten na het bericht gegeven en de inschrijving bekomen te hebben, waarvan sprake in de artikelen 35 en 36 van dat koninklijk besluit.
De ondernemingen, die hunne bedrijvigheid binnen het Rijk uitoefenen voor 1 Juli 1936 en aldaar hunne verrichtingen willen voortzetten, moeten zich gedragen naar de voorschriften van artikel 77 van het koninklijk besluit nr 225.
Met afwijking van de artikelen 34, 38 en 67 van dit besluit mogen zij, totdat er over hunne aanvraag om inschrijving beslist is, voorloopig hunne bedrijvigheid, zelfs na 1 Juli 1936, voorzetten.
Diegene van deze ondernemingen, welke afzien van het afsluiten van nieuwe hypothecaire leeningen of kredietopeningen na 1 Juli 1936 en hunne werkzaamheid beperken tot het beheeren en vereffenen van de leeningen en kredietopeningen, voor dien datum afgesloten, zijn niet gehouden dit bericht te geven.
Art.2. Het bericht tot inschrijving moet, in drie exemplaren, aan den Minister die de sociale voorzorg in zijne bevoegdheid heeft, overgemaakt worden.
Dit bericht wordt onderteekend door de personen, die wettelijk de onderneming vertegenwoordigen of door één of meer personen, die een bijzondere lastgeving te dien einde ontvangen hebben.
De bewijsstukken behoorende bij het bericht tot verkrijging van de inschrijving, moeten ingediend worden in drie exemplaren, door de aanzoekers behoorlijk echt verklaard en onderteekend op dezelfde wijze als het bericht.
Art.3. De onderneming voegt bij het bericht tot inschrijving:
1° Familienaam, voornamen, beroep en woonplaats der personen, die de onderneming wettelijk vertegenwoordigen en, in voorkomend geval, de statuten dezer laatste, alsook alle inlichtingen aangaande haar wettelijken toestand; daarenboven, indien de maatschappelijke zetel in het buitenland gevestigd is, het bewijs dat de onderneming gemachtigd is om hare bedrijvigheid uit te oefenen in het land van dien zetel, alsook het ontwerp van bijzondere machtiging, bij dewelke de onderneming een gevolmachtigde aanstelt om haar in België te vertegenwoordigen, overeenkomstig onderstaand artikel 12;
2° Den tekst der formulieren voor de aanvragen van hypothecaire leening of kredietopening, waarvan de onderneming gebruik maakt of zinnens is gebruik te maken; de uiteenzetting van de door de onderneming aangenomen regels en de door haar aangewende formules voor het dekken der onkosten wegens onderzoek van het dossier en schatting;
3° Den tekst van de algemeene voorwaarden van de verschillende soorten van contracten van hypothecaire leening of kredietopening, welke zij schikt toe te passen, en, gebeurlijk, den tekst van de bijlagen van deze contracten;
4° Een uiteenzetting van de technische grondslagen en methoden aangenomen voor het vaststellen van de verplichtingen, welke aan de ontleeners worden opgelegd en, namelijk, voor het berekenen van de annuïteiten en van de aflossing of van de reconstitutie der ontleende kapitalen. Deze uiteenzetting moet namelijk behelzen de jaarlijksche rentevoeten, welke de onderneming schikt aan te wenden voor den intrest der leeningen, welke zij toekent, alsook voor den intrest, dien zij zal verstrekken op de verplichte of vrijwillige stortingen, welke haar door de ontleeners zouden gedaan worden met het oog op de reconstitutie van het ontleende kapitaal.
Bij deze uiteenzetting voegt zij de aflossingstabellen voorzien bij artikel 6 van het koninklijk besluit nr 225, en de reconstitutietabellen voorzien bij artikel 7 van dat zelfde koninklijk besluit. Deze tabellen dienen opgesteld te worden voor tijdvakken van vijf, tien, vijftien, twintig en vijf en twintig jaar. Zij moeten de samenstelling opgeven van ieder annuïteit of van ieder onderdeel der annuïteit wat betreft opslag, intrest van de leening, bedrag bestemd voor aflossing of reconstitutie. Deze samenstelling mag opgegeven worden per duizend frank kapitaal. De tabellen zullen de aflossing of reconstitutie, alsook het nog verschuldigd blijven saldo opgeven na betaling van iedere annuïteit of ieder onderdeel der annuïteit;
5° In voorkomend geval, het tarief der enkele of periodieke premiën van de levensverzekering, die de betaling waarborgt, van het bij sterfgeval nog verschuldigd blijvende saldo en de grondslagen waarop dit tarief berust;
6° Indien de reconstitutie van het ontleende kapitaal gebeurt door middel van een bijgevoegd levensverzekerings- of kapitalisatiecontract: den tekst van de bijzondere voorwaarden of van het bijvoegsel, waarbij overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit nr 225 verklaard wordt, dat bedoeld contract bij de hypothecaire leening of kredietopening is gevoegd;
7° Indien de onderneming de reconstitutie van het ontleende kapitaal toevertrouwt aan een reconstitueerenden derde: den tekst van de bepaling van het leencontract of van de afzonderlijke overeenkomst krachtens dewelke overeenkomstig artikel 12 van het koninklijk besluit nr 225, de reconstitutie bij den reconstitueerenden derde moet geregeld worden;
8° In voorkomend geval het lastenboek, dat door de onderneming ter vereenvoudiging zou gevoegd worden bij de acten van hypothecaire leening of kredietopening.
Art.4. Het bericht tot inschrijving wordt onderworpen aan het advies van de commissie van private verzekeringen en hypothecaire leeningen. Deze commissie kan alle aanvullende inlichtingen vragen betreffende:
1° De bepalingen te vermelden in de akten of in hunne bijlagen, overeenkomstig de voorschriften van titel I van het koninklijk besluit nr 225;
2° De bescheiden en uiteenzettingen bedoeld in bovenstaand artikel 3.
De commissie kan het advies, dat zij voor de inschrijving moet uitbrengen, uitstellen tot zij bevredigend antwoord heeft gekregen op haar verzoek om bijkomende inlichtingen, onverminderd de beslissingen welke de Minister mag treffen bij toepassing van § § 3 en 4 van artikel 36 van het koninklijk besluit nr 225.
AFDEELING B. - Verplichtingen der ondernemingen.
Art.5. Alle akten van hypothecaire leeningen of kredietopeningen, in België onderschreven, alle bijlagen en rekeningstukken betreffende deze contracten zullen in België bewaard blijven, hetzij ten maatschappelijken zetel, hetzij in iederen bedrijfszetel door den Minister aangenomen.
Art.6. De bescheiden, voor het publiek bestemd, worden, in drievoud, door de ondernemingen aan den Minister medegedeeld. Deze laatste mag het gebruik verbieden van ieder stuk, dat hem lijkt van aard te zijn om het publiek te misleiden.
Het is de ondernemingen verboden in deze bescheiden te zinspelen op de contrôle der regeering in andere bewoordingen dan hierna:
"Bericht ingeschreven overeenkomstig het koninklijk besluit nr 225 van 7 Januari 1936."
Art.7. Een ministerieel besluit zal den aard en den vorm bepalen van de registers en staten, welke de ondernemingen moeten bijhouden, hetzij in hun maatschappelijken zetel, hetzij in hunne bedrijfszetels in België.
De ondernemingen zijn gehouden aan den Minister over te maken, op de datums en in den vorm door hem vast te stellen, de statistische opgaven betreffende de leeningen en kredietopeningen, gewaarborgd hetzij door hypotheek op een in België gelegen onroerend goed of op een in België geïmmatriculeerd zee- of binnenschip, hetzij door verpanding van een op dezelfde wijze gewaarborgde schuldvordering.
Art.8. Het is de ondernemingen verboden, voor onderzoek en schatting, andere onkosten aan te rekenen dan deze, die vooraf en schriftelijk werden opgegeven bij het aanvragen van de hypothecaire leening of kredietopening.
Wanneer de onderneming, alvorens tot onderzoek van de aanvraag tot hypothecaire leening of kredietopening over te gaan, het storten van een voorschot eischt, is zij gehouden schriftelijk de voorwaarden mede te deelen onder dewelke zij gebeurlijk, in geval van niet verwezenlijking van de leening, dit voorschot, in zijn geheel of gedeeltelijk, zal behouden. Ook dient zij een kwijtschrift af te leveren voor het gestorte bedrag.
Art.9. Het is de ondernemingen verboden in hunne akte te verwijzen naar een lastenboek, dat niet in zijn geheel is opgenomen in de akten of daaraan niet is toegevoegd.
Art.10. De onderneming moet aan den ontleener een uittreksel van de akte van hypothecaire leening of kredietopening ter hand stellen. Dit uittreksel moet behelzen: het ontleende kapitaal; den termijn der leening en der reconstitutie; de lasten der leening met hunne onderverdeeling; de aflossingstabel of de reconstitutietabel; de strafbepalingen in geval van niet-betaling op den vervaldag; de voorwaarden van de vervroegde eischbaarheid, alsook de voorwaarden van de vervroegde afbetaling.
Art.11. Het is de onderneming verboden hypothecaire leeningen of kredietopeningen af te sluiten, waarvan de voorwaarden afwijken van deze, welke ingeschreven werden.
Wijzigingen van de algemeene voorwaarden, van de rentevoeten, alsook van de aangenomen technische grondslagen en methoden mogen slechts toegepast worden na inschrijving van een nieuw bericht overeenkomstig artikelen 34 tot 36 van het koninklijk besluit nr 225.
Art.12. De vreemde ondernemingen, welke het bericht tot inschrijving indienen, zullen zich te schikken hebben naar de voorschriften van artikel 38 van het koninklijk besluit nr 225.
Zij zullen desvoorkomend hunne statuten in de bijlagen van het Staatsblad bekendmaken. De bijzondere machtiging, bij dewelke zij een gevolmachtigde aanstellen, ermede belast ze te vertegenwoordigen in haar betrekkingen zoo met de regeering als met particulieren en die zijn woonplaats en verblijfplaats in België moet hebben, zal aan de goedkeuring van den Minister onderworpen worden en gepubliceerd in de bijlagen van het Staatsblad.
Het ministerieel besluit betreffende de inschrijving zal slechts uitwerking hebben na bedoelde bekendmakingen.
Art.13. De ondernemingen zijn aan de contrôle van de regeering onderworpen. Zij zullen, zonder verplaatsing, aan de ambtenaren belast met die contrôle, alle akten van hypothecaire leening of kredietopening moeten voorleggen, alsook alle bijlagen derzelve en alle rekeningstukken betreffende deze akten. Deze ambtenaren hebben onder meer tot zending na te gaan of er geen afbreuk werd gedaan aan de rentevoeten, grondslagen en methoden, die de onderneming, samen met haar bericht tot inschrijving, heeft opgegeven; of de akten, bijlagen en rekeningstukken, overeenkomstig de voorschriften van titel I van het koninklijk besluit nr 225 werden opgemaakt; of er geen onkosten of vergoedingen, bij dit koninklijk besluit verboden, ten laste der ontleeners werden gelegd.
Art.14. (Opgeheven) <KB 2OO5-05-22/31, art. 31, 4°, 003 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
HOOFDSTUK II. - Ondernemingen van hypothecaire leeningen met tusschenkomst.
AFDEELING A. - Toelating.
Art.15. De ondernemingen, bedoeld onder 2° van artikel 33 en onderworpen aan hoofdstuk II van titel II van het koninklijk besluit nr 225, mogen na 1 Juli 1936, hunne bedrijvigheid niet uitoefenen noch voortzetten, tenzij hun zulks, op advies der commissie voor private verzekeringen en hypothecaire leeningen, bij koninklijk besluit wordt toegelaten.
De ondernemingen, die hunne bedrijvigheid binnen het Rijk uitoefenen voor 1 Juli 1936 en er hunne verrichtingen willen voortzetten, moeten zich naar de voorschriften van artikel 78 van het koninklijk besluit nr 225 gedragen.
Met afwijking van de artikelen 40, 44 en 67 van dat koninklijk besluit mogen zij, totdat er over hun verzoek om toelating beslist is, hunne bedrijvigheid voorloopig, zelfs na 1 Juli 1936, voortzetten.
Diegene van deze ondernemingen, welke afzien van het afsluiten, na 1 Juli 1936, van nieuwe hypothecaire leeningen of kredietopeningen en hunne werkzaamheid beperken tot het beheeren en vereffenen van de leeningen of kredietopeningen, voor dien datum toegekend, zijn niet gehouden om die toelating te vragen.
Art.16. De ondernemingen, welke gelijktijdig de bedrijvigheden, aangehaald onder 1° en 2° van artikel 33 van het koninklijk besluit nr 225 uitoefenen, moeten, eenerzijds, het bericht tot inschrijving, voorzien bij artikelen 35 en 36 van dat koninklijk besluit, laten geworden en, anderzijds, hun verzoek om toelating, voorzien bij artikel 40 van datzelfde koninklijk besluit, indienen.
Art.17. Het verzoek om toelating moet, in drievoud, bij den Minister, die de sociale voorzorg in zijne bevoegdheid heeft, ingediend worden.
Het wordt onderteekend door het college, dat krachtens de statuten met het beheer der aanzoekende onderneming belast is, of door één of meer personen, welke te dien einde een bijzondere lastgeving hebben gekregen.
De bewijstukken, welke samen met en tot staving van het verzoek om toelating dienen overgelegd, moeten in drievoud, door de aanvragers behoorlijk onderteekend en echt verklaard, overgemaakt worden.
Art.18. De onderneming moet bewijzen dat zij regelmatig opgericht werd onder vorm, hetzij van naamloze vennootschap, hetzij van coöperatie-vennootschap bestaande voor 7 Januari 1936.
Bij haar verzoek om toelating zal zij voegen:
1° Den tekst van hare statuten en het bewijs dat het kapitaal of maatschappelijk fonds niet beneden de minima blijft, voorzien bij artikelen 46 en 47 van het koninklijk besluit nr 225, tenzij zij zich kan beroepen op de toepassing der bepalingen van artikel 81 van datzelfde koninklijk besluit;
2° Indien de maatschappelijke zetel in het buitenland gevestigd is, het bewijs dat de onderneming hare bedrijvigheid mag uitoefenen in het land, waar die zetel gevestigd is;
3° De teksten, bescheiden, tarieven, waarvan sprake in 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 7° en 8° van artikel 3 van hoofdstuk I van dit besluit;
4° Den tekst, in te lasschen in de akte van hypothecaire leening of kredietopening, waarbij bepaald werden de voorwaarden van hare tusschenkomst en de verplichtingen en lasten, welke uit dien hoofde voor den ontleener ontstaan;
5° De uiteenzetting der technische methoden, welke zij aanwendt voor de jaarlijksche berekening der gereconstitueerde kapitalen, welke zij beheert;
6° De uiteenzetting der methoden, welke zij aanwendde tot het bepalen van de gereconstitueerde kapitalen, betrekking hebbende op leeningen in dewelke zij voor 1 Februari 1936 is tusschengekomen;
7° Alle bescheiden dienstig tot het vaststellen van haar financieelen toestand en namelijk:
het totaal der gereconstitueerde kapitalen, betrekking hebbende op de hypothecaire bewerkingen in dewelke zij is tusschengekomen;
de samenstelling van haar actief, inbegrepen de lijst der waarden, met de schatting derzelve;
de lijst der hypothecaire leeningen, door haar toegekend en de schatting der onroerende goederen, welke deze leeningen waarborgen, zooals deze gedaan werd bij't afsluiten der leening;
de lijst der onroerende goederen, welke zij in eigendom bezit, met aanduiding van de ligging, van de waarde voor dewelke zij in de balans voorkomen, van hunne opbrengst en van de lasten welke ze bezwaren;
8° Indien zij, voor den datum van haar verzoek, hare bedrijvigheid reeds uitoefende: de balans en de winst- en verliesrekening van het laatste dienstjaar en, in voorkomend geval, deze van de twee vorige dienstjaren;
9° Een uiteenzetting van de methoden aangewend tot de afschrijving der gedisconteerde commissieloonen, der oprichtingskosten, der administratie- en bedrijfskosten, zulks zoowel wat de oude als de nieuwe zaken betreft;
10° Wanneer de bedrijvigheid der onderneming zich niet beperkt tot hypothecaire bewerkingen met tusschenkomst, eene verklaring, welke de overige bedrijvigheden opgeeft.
Art.19. De aanzoekende onderneming moet aan den Minister voorleggen: alle bescheiden, inlichtingen en bewijstukken, welke haar zouden gevraagd worden in verband met haar financieelen toestand en hare bewerkingen, welke deze ook mogen wezen.
De Minister mag er ambtenaren van zijn departement mede belasten in de verschillende bedrijfszetels der onderneming in België, kennis te gaan nemen van alle bescheiden, boeken en bewijsstukken, welke er kunnen toe bijdragen hen over den financieelen toestand voor te lichten.
Art.20. Het verzoek om toelating wordt onderworpen aan het advies der Commissie voor private verzekeringen en hypothecaire leeningen.
Deze commissie kan alle bijkomende inlichtingen vragen.
Zij kan het geven van het advies, dat zij, voorafgaandelijk aan de toelating, moet uitbrengen, uitstellen totdat de aanzoekende onderneming haar bevredigend antwoord heeft gegeven op haar verzoek om bijkomende inlichtingen.
Art.21. De levensverzekeringsondernemingen alsmede de kapitalisatieondernemingen, gemachtigd bij toepassing van de speciaal daarop betrekking hebbende wetgeving, zijn er van ontslagen, bij hun verzoek om toelating voor het afsluiten van hypothecaire leeningen met tusschenkomst, de technische uiteenzettingen, voorzien bij 5° en 6° van artikel 18 te voegen. Deze vrijstelling betreft slechts de bewerkingen, waarvan de reconstitutie gebeurt door middel van een bijgevoegd contract van levensverzekering of kapitalisatie.
De ondernemingen, die toelating bekomen hebben hypothecaire leeningen met tusschenkomst te doen, maar die voor de reconstitutie der kapitalen een reconstitueerenden derde aanduiden of aanvaarden, zijn vrijgesteld, wat deze kapitalen betreft, van de toepassing van artikel 51 van het koninklijk besluit nr 225.
AFDEELING B. - Verplichtingen, die uit de toelating voortvloeien.
Art.22. De bescheiden, voor het publiek bestemd, worden, in drievoud, door de ondernemingen aan den Minister medegedeeld. Deze mag het gebruik van alle bescheiden verbieden, welke hij van aard acht om het publiek te misleiden. Het is de ondernemingen verboden in deze bescheiden op de contrôle der regeering te zinspelen in andere bewoordingen dan de volgende:
"Onderneming gemachtigd bij koninklijk besluit van tot het afsluiten van hypothecaire leeningen met tusschenkomst, ter uitvoering van het koninklijk besluit nr 225, van 7 Januari 1936."
Art.23. De buitenlandsche ondernemingen, die toelating verkregen hebben, moeten het bekendmaken van hunne statuten in het Belgisch Staatsblad bewijzen. Zij stellen in België een gevolmachtigde aan, die bij speciale machtiging, belast is ze te vertegenwoordigen in haar betrekkingen zoo met de administratie als met de particulieren en die zijne woonplaats en verblijfplaats in België moet hebben.
De volmacht wordt den minister ter goedkeuring voorgelegd; zij wordt in de bijlagen van het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Het besluit van toelating zal slechts na bedoelde bekendmakingen van kracht worden.
Art.24. Wanneer hare bedrijvigheid niet beperkt is tot hypothecaire leeningen met tusschenkomst, moet de gemachtigde onderneming, voor deze bewerkingen, een afzonderlijk beheer en boekhouding instellen. De balans en de winst- en verliesrekening van dit beheer moeten elk jaar opgemaakt worden.
Bij ministerieele beslissing mag zij eveneens er toe gemachtigd worden aan de bij artikel 18 voorziene afschrijvingsmethoden wijziging te brengen.
Art.25. De algemeene onkosten en de gewone bedrijfsuitgaven worden ten volle op de winst- en verliesrekening van het dienstjaar geboekt.
Wanneer nochtans, na de toelating te hebben verkregen, de onderneming buitengewoon hooge uitgaven zou hebben te bestrijden, waarvoor zij, op het ogenblik dat zij de toelating verkreeg, geene methode van afschrijving zou hebben voorzien, zal zij, bij een ministerieel besluit, er kunnen toe gemachtigd worden deze in een nader vast te stellen aantal jaren te delgen en een gedeelte er van op haar actief te boeken.
Art.26. De buitenlandsche ondernemingen, die toelating hebben verkregen, dienen een afzonderlijk beheer en een afzonderlijke boekhouding in te stellen voor de leeningen en kredietopeningen, gewaarborgd hetzij door een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed of op een in België geïmmatriculeerd zee- of binnenschip, hetzij door verpanding van een op dezelfde wijze gewaarborgde schuldvordering, in dewelke zij als tusschenkomende partij zijn opgetreden. De balans en de winst- en verliesrekening van dit beheer moeten elk jaar opgemaakt worden.
Art.27. De staten, door de gemachtigde ondernemingen aan den Minister voor te leggen, moeten alle contracten voor leening of kredietopening omvatten, die gewaarborgd zijn hetzij door een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed of op een in België geïmmatriculeerd zee- of binnenschip, hetzij door verpanding van een op dezelfde wijze gewaarborgde schuldvordering, in dewelke zij als tusschenkomende partij zijn opgetreden.
Art.28. De bescheiden betreffende de contracten bedoeld in artikel 27, worden in België bewaard, hetzij ten maatschappelijken zetel, hetzij in elken anderen door den Minister aangenomen bedrijfszetel.
Art.29. De gemachtigde ondernemingen moeten, op de datums, in de vormen en onder de voorwaarden bij ministerieel besluit vast te stellen, aan den minister het jaarlijksch verslag overleggen van hunne hypothecaire verrichtingen met tusschenkomst, met bijvoeging van tabellen, betreffende den financieelen toestand der onderneming, en, in 't algemeen, alle andere gegevens van aard om de uitoefening van de contrôle te vergemakkelijken.
De staten van berekening der gereconstitueerde kapitalen zullen door de onderneming opgemaakt worden in den vorm die wordt goedgekeurd door den Minister; deze zal ook een bepaald model voor deze bescheiden mogen opleggen.
Art.30. Op verzoek van den Minister zijn de ondernemingen er toe gehouden, zonder verplaatsing voor te leggen, al de boeken, geschriften, contracten en bijlagen, rekeningstukken en andere documenten, die van aard zouden zijn om de contrôle mogelijk te maken over het al dan niet naleven van de opgelegde wettelijke en reglementaire verplichtingen.
Art.31. Mogen slechts toegepast worden na goedkeuring van den Minister, op advies van de Commissie van Private Verzekeringen en Hypothecaire Leeningen: alle wijzigingen van de statuten, van de technische grondslagen en methoden aangenomen voor het berekenen der annuïteiten en voor de reconstitutie der kapitalen, van de methoden voor afschrijving der oprichtingskosten, van de opslagen voorzien voor kosten van bestuur en van beheer, van de algemeene voorwaarden der contracten, zooals zij zijn vastgesteld bij artikel 41 van het koninklijk besluit nr 225, alsook van de formulieren voor de aanvragen van leening en van deze voor de regeling der onkosten wegens onderzoek van het dossier en schatting.
Art.32. (Opgeheven) <KB 2OO5-05-22/31, art. 31, 4°, 003 ; Inwerkingtreding : 01-01-2005>
Art.33. De gemachtigde ondernemingen zijn er toe gehouden een jaarlijksch verslag van hunne verrichtingen te publiceeren en dit aan iederen belanghebbende, die er om vraagt, af te leveren, zulks tegen betaling van een bepaalde som, welke 5 frank niet mag te boven gaan.
Art.34. De artikelen 7, 8, 9 en 10 van hoofdstuk I van dit reglement zijn ook van toepassing op de gemachtigde ondernemingen van leeningen met tusschenkomst.
AFDEELING C. - Borgstelling.
Art.35. De ondernemingen zijn er toe gehouden zekerheid te stellen. Het aanvangsbedrag van de borgstelling beloopt 100,000 fr. Zij moet gesteld worden voor de afkondiging van het besluit tot machtiging.
Op het einde van ieder dienstjaar zal hierbij gevoegd worden een bedrag, groot 1 fr. 20 c. per 10,000 frank van het totaal der hypothecaire leeningen met tusschenkomst, waarvan de onderneming de reconstitutie op zich neemt. Deze bijgevoegde storting zal niet meer verplicht zijn zoodra de geheelde borgstelling 3 t.h. van het bedrag der gereconstitueerde kapitalen bereikt.
Art.36. <KB 10-11-1969, art. 1> De zekerheid bestaat uit waarden die tot de categorieën hierna behoren:
1° door het Rijk uitgegeven of gewaarborgde waarden;
- effecten van leningen uitgegeven door de provincies, de gemeenten en door de verenigingen opgericht overeenkomstig de beschikkingen van de wetten betreffende de gemeenteverenigingen;
- obligaties en kasbons uitgegeven door de (Gemeentekrediet-bank); <W 1991-06-17/30, Art. 271, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
- obligaties en kasbons uitgegeven door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
2° door vreemde Staten uitgegeven of gewaarborgde waarden, mits voorafgaande toelating door de Minister of zijn afgevaardigde. Het toegelaten percentage mag 10 pct. niet overschrijden.
De schatting van de neergelegde waarden moet aan de hierna volgende voorwaarden voldoen:
a) de op de beurs genoteerde effecten worden geschat:
bij de neerlegging, aan de laagste wisselkoers van de laatste vijftien dagen die de dag van de neerlegging voorafgaan;
na de neerlegging, aan de laagste wisselkoers van de laatste vijftien sagen die het sluiten van de laatste balans voorafgaan;
b) andere waarden worden op het ogenblik van de neerlegging en erna, in overleg met de Minister of zijn afgevaardigde, geschat.
Art.37. De borgstelling wordt gedaan aan de Deposito- en Consignatiekas, indien zij in geldspeciën bestaat.
De borgtocht in gereed geldt wordt in elk opzicht met de deposito- en consignatiegelden gelijkgesteld.
Indien de borgtocht uit beurseffecten bestaat, dient hij gedeponeerd bij een agent van den Rijkskassier, voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas, op vertoon van een borderel met aanduiding namelijk van den aard en het bedrag der beurseffecten. Dit borderel kan worden onderteekend door een tusschenpersoon, zonder dat deze van een geschreven volmacht moet laten blijken.
Art.38. Is de borgtocht uit effecten samengesteld, die bij wijze van loting kunnen worden terugbetaald, dan zal elk effect, voor het einde van één jaar van de terugbetaling, door een aanneembaar effect van dezelfde waarde worden vervangen, dat bij den agent, die het eerste deposito heeft ontvangen, in bewaring dient gegeven.
Het nieuw effect zal, van rechtswege, door het enkel feit der bewaargeving onder voorlegging van het bij voorgaand artikel bedoeld borderel, bij voorrecht tot hetzelfde doel worden verbonden als het effect in de plaats waarvan het zal worden gegeven.
Art.39. De gezamenlijke of gedeeltelijke teruggave van de borgstelling zal, in voorkomend geval, bij een beslissing van den Minister worden verantwoord.
Art.40. Wat betreft de voorwaarden van de bewaargeving en de geheele of gedeeltelijke terugtrekking van de borgstelling, zullen de ondernemingen, onverminderd het hiervoren bepaalde, de verordeningen betreffende den dienst van de Deposito- en Consignatiekas moeten naleven.
AFDEELING D. - De gereconstitueerde kapitalen.
Art.41. <KB 10-11-1969, art. 1> De goederen dienend tot dekking van de gereconstitueerde kapitalen moeten tot de hierna bepaalde beleggingscategorieën behoren:
1° In een verhouding die niet minder mag zijn dan 15 pct. van het totaal van de kapitalen:
- door het Rijk uitgegeven of gewaarborgde waarden;
- effecten van leningen uitgegeven door de provinciën, de gemeenten en door de verenigingen opgericht overeenkomstig de beschikkingen van de wetten betreffende de gemeenteverenigingen;
- obligaties en kasbons uitgegeven door de (Gemeentekrediet-bank); <W 1991-06-17/30, Art. 271, 002; Inwerkingtreding : onbepaald >
- obligaties en kasbons uitgegeven door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
2° In een verhouding die 10 pct. van het totaal van de kapitalen niet mag overschrijden:
- obligaties uitgegeven door internationale organisaties waarvan België lid is en de leningseffecten uitgegeven door het Belgisch-Congolees Fonds voor delging en beheer;
3° In een verhouding die 50 pct. van het totaal van de kapitalen noch 5 pct. van dit totaal voor éénzelfde waarde mag overschrijden:
- obligaties van Belgische maatschappijen die ten minste vijf jaar bestaan;
4° In een verhouding die 10 pct. van het totaal van de kapitalen noch 5 pct. van dit totaal voor éénzelfde waarde mag overschrijden:
- obligaties van belgische maatschappijen die geen vijf jaar bestaan;
5° In een verhouding die 15 pct. van het totaal van de kapitalen noch 5 pct. van dit totaal voor éénzelfde waarde mag overschrijden:
- aandelen van Belgische maatschappijen die tenminste vijf haar bestaan;
6° In een verhouding die 85 pct. van het totaal van de kapitalen niet mag overschrijden:
- onroerende goederen in België gelegen en hypothecaire leningen op onroerende goederen in België gelegen;
7° In een verhouding die 20 pct. van het totaal van de kapitalen niet mag overschrijden:
- vreemde roerende waarden.
Wanneer het evenwel, hetzij obligaties van maatschappijen, hetzij aandelen betreft, mag het percentage voor elkeen van deze categorieën, noch 10 pct. van het totaal van de kapitalen noch 5 pct. van dit totaal voor éénzelfde waarde overschrijden;
8° In een verhouding die 5 pct. van het totaal van de kapitalen niet mag overschrijden:
- certificaten die de rechten van mede-eigenaar in gemeenschappelijke beleggingsfondsen vertegenwoordigen.
Wanneer het gemeenschappelijke beleggingsfondsen betreft die niet als Belgisch beschouwd worden in de zin van de wet van 27 maart 1957, betreffende de gemeenschappelijke beleggingsfondsen en tot wijziging van het Wetboek der zegelrechten en het Wetboek der met het zegel gelijkestelde taxes, is de aanwending van deze certificaten tot dekking van de kapitalen slechts geldig op voorwaarde dat de beheerders van die fondsen de machtiging vanwege de Bankcommissie hebben verkregen om in België de certificaten, die de rechten van mede-eigenaar in die fondsen vertegenwoordigen, openbaar uit te geven en dat deze machtiging door de bankcommissie niet ingetrokken is;
9° Baar geld.
Voor de toepassing van de nrs. 3° tot 7°, kan de Minister of zijn afgevaardigde zich verzetten tegen het behoud der beleggingen wanneer deze geen voldoende waarborgen bieden.
Wanneer de omstandigheden zulks wettigen, kunnen de kapitalen, op elke wijze die door de ondernemingen voorgesteld en door de Minister of zijn afgevaardigde aangenomen wordt, als dekking worden aangenomen.
Wanneer de reconstitutie geschiedt door middel van een levensverzekerings- of kapitalisatiecontract, dan blijven de kapitalen betrekking hebbende op de hypothecaire verrichtingen, afgesloten met tussenkomst van een onderneming bedoeld in het 2° van artikel 33 van het koninklijk besluit nr. 225, deel uitmaken van de wiskundige reserves, door de tussenkomende onderneming of de reconstituerende derde aan te leggen.
Art.42. Onverminderd de toepassing van artikel 41, zullen de gereconstitueerde kapitalen, voor de in vreemde valuta afgesloten contracten, worden belegd in de munt, die voor het contract gekozen werd. De belegging zal geschieden in waarden door de onderneming voorgesteld en bij ministerieel besluit aangenomen.
Art.43. <KB 10-11-1969, art. 3> De waardering van de goederen dienend tot dekking van de gereconstitueerde kapitalen moet aan de hierna volgende voorwaarden voldoen:
- de op de beurs genoteerde effecten worden met instemming van de Minister of zijn afgevaardigde, effect per effect geschat; die toegekende waarde aan het geheel der effecten mag echter niet meer bedragen dan deze die voortvloeit uit de toepassing van de prijs-courant, die in de loop van de maand, volgend op de afsluiting van het boekjaar, in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt;
- elk onroerend goed wordt met instemming van de Minister of zijn afgevaardigde geschat; de toegekende waarde aan het geheel der onroerende goederen mag echter de globale verkoopwaarde niet overschrijden. De Minister of zijn afgevaardigde kan op elk ogenblik de ondernemingen verzoeken hem een hypothecaire staat van onroerende goederen, zijnde de tegenwaarde van de gereconstitueerde kapitalen, voor te leggen, evenals het bewijs van de verkoopwaarde van deze onroerende goederen;
- de hypothecaire schuldvorderingen komen ten hoogste voor 75 pct. van de waarde der onroerende goederen in aanmerking, onder aftrek van, in voorkomend geval, de bestaande voorrechten en hypotheken;
- voor de andere activa wordt de schatting gedaan met instemming van de Minister of zijn afgevaardigde.
Art.44. <KB 10-11-1969, art. 4> De ondernemingen moeten op elk ogenblik, in volle eigendom het geheel der dekkingswaarden van de gereconstitueerde kapitalen voor alle contracten voor of na 1 juli 1936 gesloten, in België bezitten en bewaren.
Art.45. <KB 10-11-1969, art. 5> De ondernemingen moeten het baar geld op een rekening storten waarover slechts kan worden beschikt met instemming van de Minister of zijn afgevaardigde.
Ze moeten in open bewaring, om te worden geboekt op een bijzondere rekening bij de deposito- banken of de instellingen die ze vooraf aan de Minister of zijn afgevaardigde zullen hebben bekendgemaakt en behoudens verzet van zijnentwege, die geldsommen en roerende waarden, tegenwaarden van de gereconstitueerde kapitalen geschikt voor dergelijke bewaargeving neerleggen.
De Minister of zijn afgevaardigde kan zich steeds per brief verzetten tegen de bewaargeving of het behoud ervan bij de bank of de gekozen instelling.
De samenstelling van dit deposito mag niet worden gewijzigd tenzij met de toestemming van de Minister of van zijn afgevaardigde; deze voorwaarde moet in de bewaringsakte worden vermeld.
Wat de waarden die niet in bewaring kunnen worden gegeven betreft, bepaalt de Minister of zijn afgevaardigde de voorwaarden waaraan hun aanwending tot dekking van de gereconstitueerde kapitalen is onderworpen.
De ondernemingen houden een bijgewerkt inventaris van de in bewaring neergelegde geldsommen en waarden; de bewijsschriften van de bewaargeving worden erbij gevoegd. Bovendien houden ze een staat bij van de andere goederen aangewend tot dekking van de gereconstitueerde kapitalen.
Deze aanwending van de Minister of zijn afgevaardigde worden gewijzigd.
Art.46. (opgeheven) <KB 10-11-1969, art. 6>
Art.47. <KB 10-11-1969, art. 7> Om de drie maanden zullen de ondernemingen aan de Minister of zijn afgevaardigde de lijst overleggen van de terugbetaalde hypothecaire schuldvorderingen erin begrepen de gedeeltelijke terugbetalingen alsmede de lijst der akten van hypotheekopheffing, wat er ook de oorzaak van zij.
Art.48. De ondernemingen mogen de onroerende goederen, welke de tegenwaarde der gereconstitueerde kapitalen uitmaken noch vervreemden, noch in hypotheek geven zonder daarvan den Minister minstens tien dagen te voren verwittigd te hebben; de zelfde maatregel is van toepassing op het verpanden van hypothecaire schuldvorderingen, welke eveneens deze tegenwaarde uitmaken.
Na verloop van dien termijn, mogen zij tot deze verrichtingen overgaan, voor zoover de Minister er zich niet heeft tegen verzet of geen voorwaarden voor zijn instemming heeft te kennen gegeven.
De tegenwaarde der gereconstitueerde kapitalen zal zonder verwijl en evenwaardig aangevuld worden zooals voorzien in de vorenstaande artikelen.
Art.49. Voor de overeenkomsten afgesloten voor 1 Juli 1936, zullen de gemachtigde ondernemingen een staat der gereconstitueerde kapitalen opmaken, alsook voor de overeenstemmende beleggingen, welke in overeenkomst dienen te zijn met de voorschriften van hunne statuten. De gereconstitueerde kapitalen, voortkomende van de stortingen te dien einde gedaan na 1 Juli 1936, zullen moeten belegd worden onder de voorwaarden aangehaald in artikel 41.
Wat betreft de buitenlandsche ondernemingen, gelden deze verplichtingen enkel voor de leeningen en kredietopeningen gewaarborgd hetzij door een hypotheek op een in België gelegen onroerend goed of op een in België geïmmatriculeerd zee- of binnenschip, hetzij door verpanding van een hypothecaire schuldvordering op dezelfde wijze gewaarborgd, in dewelke zij als tusschenkomende partij zijn opgetreden.
AFDEELING E. - Aanwervingskosten en commissieloonen.
Art.50. Wat de contracten met reconstitutie door middel van periodieke stortingen betreft, mogen de gemachtigde ondernemingen op hun actief het saldo inschrijven van een rekening betreffende de af te lossen aanwervingskosten en commissieloonen.
Deze rekening mag slechts die aanwervingskosten en commissieloonen omvatten, welke werkelijk betaald werden en zulks tot een maximum van 2 1/2 t.h. van de ontleende kapitalen.
Het saldo van bedoelde rekening mag, bij het afsluiten der balans, de waarde niet te boven gaan van de opslagen voorzien voor aanwervingskosten en commissieloonen, begrepen in de periodieke stortingen van de op dien datum van kracht zijnde contracten, met dien verstande dat bovenvermeld maximum van 2 1/2 fr t.h. niet mag overschreden worden.
AFDEELING F. - Ophouding en intrekking der toelating.
Art.51. De toelating mag worden ingetrokken indien de onderneming binnen een termijn van zes maanden, te rekenen van den dag, waarop het besluit tot machtiging in het Staatsblad werd bekendgemaakt, hare verrichtingen niet heeft begonnen.
Art.52. Indien de rekeningen van een onderneming herhaalde malen met verlies sluiten of indien haar financieele toestand voor de ontleeners geen voldoende waarborgen biedt, namelijk omdat de aanwervings- en beheerskosten overdreven zijn of nog omdat de waarden der beleggingen onder het bedrag der gereconstitueerde kapitalen blijven, dan zal de onderneming uitgenoodigd worden voorstellen te doen omtrent de te treffen maatregelen om haar toestand terug op te werken.
Bedoelde maatregelen mogen slechts toegepast worden na de goedkeuring van den Minister, op advies van de Commissie van private verzekeringen en hypothecaire leeningen.
Bij gebreke van deze goedkeuring, mag de machtiging bij koninklijk besluit worden herroepen.
Hetzelfde geldt indien bedoelde maatregelen, na de ministerieele goedkeuring, niet ten uitvoer werden gebracht of indien zij geen voldoende uitslagen geven.
Art.53. Wanneer de onderneming de bepalingen van hare statuten of die der uitvoeringswetten en -reglementen niet naleeft, mag de machtiging bij koninklijk besluit worden herroepen.
Art.54. De herroeping gaat gepaard met het verbod om nog nieuwe verrichtingen te doen. Zij mag slechts uitgesproken worden na het verstrijken van een termijn door den Minister aan de in gebreke blijvende onderneming, voor eventueele inregelstelling of rechtvaardiging gesteld.
Art.55. De koninklijke besluiten betreffende de intrekking, de herroeping, alsmede de koninklijke besluiten, waarbij de afstand van de toelating wordt vastgesteld, worden in het Staatsblad bij uittreksel bekendgemaakt.
Art.56. In geval van intrekking, herroeping of afstand zal een koninklijk besluit de noodige maatregelen tot vrijwaring der rechten van ontleeners en leeners voorschrijven, onverminderd de rechten der andere schuldeischers, namelijk door de benoeming van commissarissen of liquidatoren, belast met het beheer en de vereffening der waarden op dewelke het voorrecht, bedoeld onder artikel 54 van besluit-wet nr 225, slaat.
Bij het koninklijk besluit mag de onderneming, indien daartoe aanleiding bestaat, ertoe worden gemachtigd zelf het vereffenen harer contracten ter hand te nemen. Zij mag er ook toe gemachtigd worden al hare contracten of een gedeelte er van, onverminderd de rechten der ontleeners, aan een andere gemachtigde onderneming over te laten.
Tijdens den duur van de vereffening van hare verrichtingen, zal de onderneming aan de contrôle onderworpen blijven.
EINDBEPALING.
Art.57. De ondernemingen mogen zich op geen verworven recht ten opzichte van den Staat beroepen krachtens de bepalingen van dit besluit of de beslissingen, die voor de uitvoering er van zullen worden getroffen.
Art. 58. Onze Minister van Arbeid en Sociale Voorzorg is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in werking treedt met 1 Juli 1936.