5 MEI 1936. - Wet op de [binnenbevrachting]. (W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-11-1997 en tekstbijwerking tot 27-04-2018)
Art. 1-63
1981002021 1985014109 1987014114 1994014211 1995014242 1999014107 1999014108 1999014302 2011014143
Artikel 1. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Elke overeenkomst die ten doel heeft een binnenschip te gebruiken voor vervoer of opslag van goederen, valt onder deze wet, voor zover niet anders bedongen is.
Art.2. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De overeenkomst tot bevrachting van een binnenschip wordt bewezen door de in handelszaken toegelaten middelen.
Art.3. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder bevrachter, degene die als tussenpersoon optreedt voor het sluiten van een bevrachtingsovereenkomst; onder afzender, degene die het schip laadt in de afvaarthaven; onder geadresseerde, degene aan wie de goederen op de plaats van bestemming moeten worden afgeleverd; onder schipper, de schippereigenaar of de zetschipper.
Art.4. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De huurprijs van een binnenschip wordt vracht genoemd. Deze wordt vastgesteld bij overeenkomst van partijen.
Het schip kan met het oog op vervoer bevracht worden in zijn geheel of voor het inladen van een bepaalde hoeveelheid goederen, voor een reis of voor een bepaalde tijd.
Het schip kan ook bevracht worden voor liggen of als drijvend magazijn.
Art.5. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De bevrachter heeft recht op een provisie die, indien hieromtrent niets overeengekomen is, gelijk is aan 5 ten honderd van de vracht. Zij mag in geen geval 10 ten honderd van de vracht te boven gaan.
De provisie is verschuldigd door de schipper. Zij is opeisbaar vanaf het ogenblik dat het cognossement, overeenkomstig artikel 14, aan de schipper ter ondertekening is voorgelegd.
Betaling van de provisie op dat ogenblik geldt als afrekening, en de partijen zijn niet ontvankelijk om de herziening ervan te vragen, ongeacht het bedrag van de vracht dat aan de schipper werkelijk betaald wordt op het einde van de reis.
De bevrachter die een provisie van meer dan 10 ten honderd van de vracht geëist heeft, verbeurt alle recht op provisie en moet de ontvangen bedragen terugbetalen.
Art.6. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De schipper moet op eigen kosten het vaartuig op de plaats brengen die voor het laden of het lossen aangewezen is, ongeacht de wijze van bevrachting.
Indien hij meent dat de aangewezen plaats niet geschikt is of gevaar oplevert voor averij aan het schip, kan hij weigeren erheen te varen, tenzij de afzender of de geadresseerde zich schriftelijk verbindt de aansprakelijkheid op zich te nemen voor de schade die het schip mocht overkomen ten gevolge van de aan die plaats verbonden risico's.
Indien de gevaren van de plaats niet zichtbaar zijn, is de afzender of de geadresseerde die de schipper beveelt aldaar zijn schip te leggen, van rechtswege aansprakelijk voor de aan die plaats verbonden risico's.
Art.7. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Indien de overeenkomst slechts één laad- of één losplaats bepaalt, moet de schipper niettemin, desgevraagd, in de ladingshaven laden en in de bestemmingshaven lossen op de verschillende plaatsen die onderscheidenlijk door de afzender en de geadresseerde worden aangewezen. Het daartoe nodige verhalen geschiedt op verzoek en op kosten van de afzender of van de geadresseerde.
Indien de overeenkomst bepaalt dat het schip op meer dan een plaats of langszij van meer dan een schip moet worden geladen of gelost, moet de schipper zich op eigen kosten eenmaal naar elk van de aangewezen plaatsen of langszij van elk schip begeven, terwijl het verdere verhalen voor rekening is van de afzender of van de geadresseerde.
Art.8. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Het laden, stuwen en lossen geschiedt onder toezicht van de schipper, door de zorg en op kosten van de afzender of van de geadresseerde.
De schipper is gehouden de bedoelde werkzaamheden te vergemakkelijken met alle hem ten dienste staande middelen, maar hij is niet verplicht het hijstuig van het schip kosteloos ter beschikking te stellen.
Art.9. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Bij het einde van de inlading wordt een bewijsschrift voor het geheel van de ingeladen hoeveelheden opgemaakt. Dat bewijsschrift wordt cognossement genoemd.
Het cognossement wordt door de afzender gereedgemaakt en door de schipper ondertekend; het vermeldt de naam en de woonplaats van de afzender, de naam en de woonplaats van de geadresseerde, de naam van de schipper, de naam van het schip, de plaats van afvaart en van bestemming, het bedrag van de door de geadresseerde te betalen vracht, de aard en de hoeveelheid van de te vervoeren goederen, de merken en nummers van de colli's.
Het cognossement moet gedagtekend zijn. Het kan aan order zijn, aan toonder of op naam. Het wordt opgemaakt in verscheidene door de schipper ondertekende originelen en vermeldt het aantal afgegeven exemplaren. Een exemplaar wordt aan de schipper overhandigd.
De vermeldingen in het cognossement gelden als bewijs tussen alle bij de lading belang hebbende partijen en tussen hen en de verzekeraars.
Bij het einde van de lossing kan de schipper eisen dat de geadresseerde hem kwijting geeft voor de geloste hoeveelheden.
Bovendien kan de afzender voorlopige ontvangbewijzen vorderen naarmate het inladen geschiedt, en de schipper van de geadresseerde naarmate het uitladen geschiedt.
Art.10. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Indien geladen of gelost wordt met een enkele ploeg of met opeenvolgende ploegen, moet de schipper het aantal ingeladen of geloste colli's controleren. Doet hij dit niet, dan hebben de afzender en de geadresseerde het recht de door hun onderscheiden vertegenwoordigers opgetekende hoeveelheden te vermelden, de eerste in de ontvangbewijzen en het cognossement, de tweede in de ontvangbewijzen en de kwijting.
Indien met verscheidene ploegen tegelijk geladen wordt, is de schipper niet verplicht ontvangbewijzen af te geven en heeft hij het recht te eisen dat in het cognossement de vermelding "aantal onbekend" wordt opgenomen.
Indien na de lossing het schip leeg moet worden gemeten, moet zulks op de dag van de lossing geschieden; zo niet, dan wordt artikel 18 toegepast vanaf de volgende dag.
Art.11. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Voor stortgoederen geschieden de vaststellingen door beëdigde wegers of meters; zijn er in de haven geen beëdigde wegers of meters, dan geschieden de vaststellingen door wegers of meters, aangewezen door de partijen.
Er worden gewicht- of meetbiljetten opgemaakt naar mate van het laden en aan iedere partij overhandigd.
Art.12. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De gegevens vastgesteld overeenkomstig het voorgaande artikel dienen tot grondslag voor het opmaken van het cognossement en van de kwijting.
Indien partijen het niet eens zijn over het ingeladen gewicht, wordt van hun onenigheid melding gemaakt in het cognossement. In dat geval moet het schip ter beschikking en onder toezicht van de afzender blijven gedurende ten hoogste vierentwintig uren. Partijen kunnen overeenkomen om een begeleider aan te wijzen, die met het schip zal meevaren tot de plaats van bestemming. De afzender kan ook evenzeer als de schipper het schip doen loden en, in bijzijn van de andere partij, de diepgangsmerken van het schip doen opnemen, daarbij rekening houdende met het water in de pompkasten. De daaraan verbonden kosten worden door de verliezende partij gedragen.
In die gevallen wordt de vracht berekend volgens de opgenomen diepgangsmerken ter bestemmingsplaats.
Indien de loodjes ongeschonden blijken en de opneming van de diepgangsmerken ter bestemingsplaats, met inachtneming van het verschil in dichtheid van het water, overeenkomt met die op de plaats van de afvaart, kan de schipper niet aansprakelijk gesteld worden voor het manco dat zou blijken uit het verschil tussen de hoeveelheden, door de wegers of meters bevonden bij de afvaart en bij de aankomst.
Indien er geen loding of geen opneming van de diepgangsmerken heeft plaatsgehad, mag de schipper in het cognossement de vermelding "gewicht onbekend" aanbrengen en wordt vracht betaald naar het gewicht, door de afzender in het cognossement aangegeven.
Dezelfde regels gelden ingeval het schip met behulp van elevators geladen wordt.
De schipper is niet gehouden de cijfers, uitsluitend met automatische weegtoestellen verkregen, als juist te erkennen, tenzij in de bevrachtingsovereenkomst anders is bedongen.
Art.13. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Inzake het toegestane reisverlies worden zo nodig bijzondere bepalingen in de bevrachtingsovereenkomst opgenomen.
Deze bepalingen houden rekening met de aard van de goederen, de wijze van inladen, de omstandigheden van de reis en de gebruiken van de laadplaats.
Bij ontstentenis van bepalingen in de bevrachtingsovereenkomst wordt het reisverlies vastgesteld volgens de gebruiken van de losplaats.
Binnen de grenzen, aangeduid in artikel 32, is de schipper aansprakelijk voor het manco, en de waarde hiervan mag, onder aftrek van eventueel reisverlies, afgehouden worden van de vracht, tegen de prijs die de afzender aan de geadresseerde op de factuur gerekend heeft.
Art.14. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Het cognossement moet de schipper ter ondertekening voorgelegd worden uiterlijk vierentwintig uren na afloop van de inlading, zondagen en wettelijke feestdagen niet inbegrepen. Wordt het cognossement hem binnen die termijn niet ter ondertekening voorgelegd, dan kan de schipper overliggeld eisen vanaf de dag waarop hij tegen die vertraging opkomt door ingebrekestelling, maar hij mag de reis niet aanvaarden alvorens het cognossement getekend te hebben.
Is de ligtijd reeds overschreden, dan is overliggeld verschuldigd totdat het cognossement de schipper ter ondertekening is voorgelegd.
Indien de schipper verzuimt het cognossement te tekenen of de in artikel 5 bepaalde bevrachtingsprovisie te betalen binnen vierentwintig uren na het tijdstip waarop het cognossement hem ter ondertekening is voorgelegd, is hij een vergoeding verschuldigd ten bedrage van het overliggeld voor elke dag vertraging vanaf de dag waarop hem een ingebrekestelling is gezonden.
Art.15.<W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De schipper kan bij de ondertekening van het cognossement eisen dat hem eenderde van de vracht vooruit wordt betaald.
De schipper moet het cognossement tekenen, onverschillig welke vracht daarin vermeld is, met dien verstande dat hij het verschil tussen de overeengekomen vracht en de in het cognossement vermelde vracht vooruit kan doen betalen door de bevrachter of het bij wijze van voorschot met hem kan verrekenen; in beide gevallen zonder provisie of rente.
Behalve wanneer is overeengekomen de laad- en lostijden samen te tellen, kan de schipper bij de ondertekening van het cognossement ook betaling eisen voor [1 het overliggeld]1 in de laadhaven. Worden de bedragen betwist, dan kan de schipper storting van een borgsom of opneming van een bijzondere verklaring in het cognossement eisen.
----------
(1)<W 2010-12-29/01, art. 94, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art.16.<W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Laden en lossen mag zowel bij nacht als overdag geschieden, alsmede op zondagen en wettelijke feestdagen.
[1 De Koning bepaalt de compensaties van toepassing in geval geladen of gelost wordt buiten de normale werkuren, evenals de delen van een dag waarvoor dit geldt.]1
----------
(1)<W 2010-12-29/01, art. 95, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art.17.<W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De termijn, aan de afzender of aan de geadresseerde toegestaan om te laden of te lossen, wordt ligtijd genoemd.
Hij wordt door de partijen in de bevrachtingsovereenkomst bedongen. Bij gebreke daarvan wordt hij bepaald overeenkomstig een door de Koning vastgestelde tabel, waarbij als grondslag genomen worden de te laden of te lossen hoeveelheden, ongeacht de tonnenmaat van het schip.
[1 De ligtijd wordt uitgedrukt in volle dagen of in delen van een dag.]1
----------
(1)<W 2010-12-29/01, art. 96, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art.18. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Indien de afzender of de geadresseerde niet laadt of lost binnen de termijn in het vorige artikel bedoeld, is aan de schipper een vergoeding verschuldigd, die overliggeld wordt genoemd.
Het overliggeld wordt bepaald in de bevrachtingsovereenkomst.
Bij gebreke van zodanige bepaling wordt het overliggeld berekend volgens het tarief bij koninklijk besluit vastgesteld. Ongeacht de geladen of geloste hoeveelheden wordt het overliggeld berekend op de grondslag van het maximumlaadvermogen van het schip bij de grootste diepgang die toegelaten is bij artikel 1 van het algemeen politie- en scheepvaartreglement, zoals dat vermogen blijkt uit de meetbrief.
Art.19.<W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De ligtijd gaat in op de dag na de aankomst van het schip op de plaats die is aangewezen:
a) in de bevrachtingsovereenkomst voor het laden;
b) in het cognossement voor het lossen.
Indien evenwel met het laden of lossen begonnen wordt op de dag van de aankomst, gaat de ligtijd op die dag in.
[1 Indien de ligtijd wordt uitgedrukt in delen van een dag wordt het hiervoor vermelde begrip dag vervangen door deel van een dag.]1
----------
(1)<W 2010-12-29/01, art. 97, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art.20. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De aankomst van het schip op de plaats die voor het laden in de bevrachtingsovereenkomst of voor het lossen in het cognossement is aangewezen, wordt op verzoek van de schipper vastgesteld door degene die de verplichting heeft het schip te doen laden of lossen. Deze geeft onmiddellijk een geschreven bewijs van die vaststelling af; doet hij dat niet, of is hij afwezig, dan meldt de schipper hem schriftelijk of telegrafisch de datum waarop het schip ter bestemming is aangekomen.
Art.21. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De zondagen en wettelijke feestdagen waarop niet wordt geladen of gelost, worden in de ligtijd niet meegerekend.
Art.22. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Het overliggeld is van rechtswege verschuldigd na afloop van de ligtijd, zonder dat daarvan kennis hoeft te worden gegeven.
Art.23.[1 De overligtijd loopt door en wordt berekend, afhankelijk van de wijze waarop de ligtijd werd bepaald, met volle dagen dan wel met delen van een dag tot op het einde van de lading of de lossing, met inbegrip van zon- en feestdagen.]1
----------
(1)<W 2010-12-29/01, art. 98, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art.24. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Indien er verscheidene afzenders of geadresseerden zijn, wordt de ligtijd voor elk van hen afzonderlijk berekend op de grondslag van de hoeveelheden die moeten worden geladen of gelost.
De schipper bepaalt, al naar de stuwing, de volgorde bij het laden en lossen en geeft er schriftelijk bericht van op het ogenblik dat hij zijn aankomst doet vaststellen ter uitvoering van artikel 20.
Voor degene die het eerst moet laden of lossen, begint de ligtijd volgens de regel van artikel 19, en voor elk der volgende afzenders of geadresseerden bij het verstrijken van de termijn die aan de vorige toegestaan werd, of ingeval deze niet binnen de bepaalde termijn met het laden of lossen van zijn goederen gereedkomt, op het ogenblik waarop hij daarmee klaar is.
Afzenders of geadresseerden die de termijn overschrijden waarop zij recht hebben, zijn deswege overliggeld verschuldigd zonder hoofdelijk verbonden te zijn.
Art.25. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> In de laadhaven is het overliggeld verschuldigd door degene voor wiens rekening het schip bevracht wordt, in de bestemmingshaven door degene die het cognossement aanbiedt om de lading in ontvangst te nemen.
Art.26.<W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Na verloop van een overligtijd van gelijke duur als de ligtijd, en in elk geval van vijftien dagen, kan de schipper in de laadhaven of in de bestemmingshaven extra-overliggeld eisen. Het is pas verschuldigd vanaf de dag na die waarop de schipper aan de betrokkene daartoe een ingebrekestelling heeft gericht. Het is gelijk aan het overliggeld, verhoogd met 50 ten honderd.
Na de vijftiende extra-overligdag kan de schipper in de laadhaven de overeenkomst verbreken, zonder opzegging indien er nog niets geladen is, en in de bestemmingshaven de lading op eigen gezag lossen op kosten en voor risico van de goederen. Hij kan aanspraak maken op de in artikel 27 bepaalde vergoeding indien hij in de laadhaven ligt, of op de vracht indien hij in de bestemmingshaven ligt, alsmede op het overliggeld en extraoverliggeld, onverminderd zijn recht om de in artikel 58 vermelde maatregelen te doen treffen.
[1 Indien de ligtijd wordt uitgedrukt in delen van een dag worden de hiervoor vermelde termijnen, met inbegrip van de termijn van vijftien dagen, in verhouding toegepast en wordt het hiervoor vermelde begrip dag vervangen door deel van een dag.]1
----------
(1)<W 2010-12-29/01, art. 99, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2010>
Art.27. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Wanneer de afzender de in de bevrachtingsovereenkomst vermelde hoeveelheid goederen niet heeft ingeladen, heeft de schipper niettemin recht op de gehele vracht voor de volle lading waarvoor het schip werd bevracht. Hij kan eisen dat de afzender voor de afvaart de vracht voor de niet ingeladen hoeveelheden betaalt, of dat in het cognossement een beding wordt opgenomen luidens hetwelk vracht zal verschuldigd zijn voor de in de overeenkomst bepaalde totale hoeveelheid. Indien de afzender meer inlaadt dan overeengekomen is, heeft de schipper, ook voor het meerdere, recht op de bedongen vracht.
Indien de bevrachtingsovereenkomst de vermelding "ongeveer" bevat, kan de afzender 2 1/2 ten honderd meer of minder inladen, voor zover het vermogen van het schip zulks toelaat.
In dat geval wordt de wanvracht berekend over de minimumhoeveelheid die de afzender verplicht was in te laden.
Art.28. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De aansprakelijkheid van de schipper houdt op bij het einde van de lossing.
De schipper kan aanstonds betaling van de vracht eisen zodra de lostijd verstreken is. Hij moet van de geadresseerde die de lading in ontvangst neemt, de uitvoering eisen van alle uit het cognossement voortvloeiende verplichtingen. Bij onvermogen van de geadresseerde, of ingeval deze weigert het schip te lossen of aan zijn verplichtingen te voldoen, behoudt de schipper zijn verhaal op degene die het schip bevracht heeft.
Art.29. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Wanneer het schip op een stroom of rivier met vrije loop moet varen om de haven van bestemming te bereiken, kan de schipper niet verplicht worden de gehele bedongen hoeveelheid in te laden, indien het schip ten gevolge van de waterstand niet met een volle lading ter bestemming zou geraken. In dat geval is de vracht alleen voor de ingeladen hoeveelheid verschuldigd, voor zover het schip gedurende de ligtijd geladen wordt, anders heeft de schipper het recht volle vracht te eisen op de bedongen hoeveelheid.
Ingeval het schip per ton per dag bevracht wordt, heeft de afzender het recht de te laden hoeveelheid te bepalen, met dien verstande dat hij gehouden is tot vergoeding van alle kosten van een eventuele lichting.
Art.30. <W 1997-10-21/30, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De schipper is aansprakelijk voor verlies en beschadiging van de goederen, indien hij niet bewijst dat het verlies of de beschadiging te wijten is aan een feit dat hem niet kan worden toegerekend.
Art.31. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De schipper is niet aansprakelijk voor verlies of schade ten gevolge van de ondeugdelijkheid van het schip, indien hij bewijst dat hij alle nodige maatregelen getroffen heeft om het schip geschikt te maken voor de vaart en om het ruim in goede staat te brengen.
Art.32.<W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> [1 De schipper is niet aansprakelijk voor de schade aan de lading toegebracht door een scheepvaartongeval, zelfs indien dit ongeval aan een stuurfout te wijten is, maar om voor die ontheffing in aanmerking te komen moet hij een bewijs overleggen waaruit blijkt dat het vaartuig voldoet aan de technische voorschriften voor binnenschepen vastgesteld door de Koning en aantonen dat hij op het ogenblik van het ongeval aan boord was en het vaartuig bemand was in overeenstemming met de door de Koning voorgeschreven regels.]1
De schipper is niet aansprakelijk voor plundering of diefstal gewapenderhand gepleegd, voor verlies of beschadiging veroorzaakt door knaagdieren of ongedierte, voor verlies of schade ten gevolge van onvoldoende verpakking of eigen gebrek van de goederen.
----------
(1)<W 2009-05-06/03, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 29-05-2009>
Art.33. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> In een overeenkomst of cognossement betreffende een reis die in haar geheel binnen het Rijk geschiedt, mag niet worden bedongen dat de schipper ontheven zal zijn van zijn aansprakelijkheid voor verlies of schade te wijten aan nalatigheid, schuld of tekortkoming in de zorg die hij aan de lading moet besteden. Een beding waardoor de aansprakelijkheid op enigerlei wijze wordt opgeheven of verminderd, is nietig en van gener waarde.
Elk beding waardoor het recht op uitkering wordt overgedragen aan de vervoerder, of krachtens hetwelk de schipper niet instaat voor verzekerbare risico's, of enig ander dergelijk beding is nietig en van gener waarde.
Art.34. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Het is de schipper niet verboden te bedingen dat hij niet aansprakelijk zal zijn voor verlies of schade, aan de goederen overkomen voor het laden of na het lossen.
Art.35. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Aanvaarding voor de schipper van het saldo van de vracht, berekend naar het uitgeleverd gewicht, sluit geen erkenning in van manco.
Art.36. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Hij die een schip bevracht en de overeenkomst verbreekt alvorens iets te hebben ingeladen, is een vergoeding verschuldigd gelijk aan een derde van de vracht, berekend over het geheel van de in te laden hoeveelheden. Indien de verbreking geschiedt na afloop van de ligtijd, moet hij bovendien het eventuele overliggeld en extra-overliggeld betalen.
Is met de inlading een aanvang gemaakt en blijft de afzender in gebreke de gehele toegezegde hoeveelheid in te laden, dan moet de volle vracht worden betaald op de gehele in de overeenkomst bedongen hoeveelheid.
In dat geval kan de afzender eisen dat de ingeladen hoeveelheid wordt gelost.
Art.37. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Het staat de afzender vrij de bevrachting op te zeggen, indien de schipper zich niet op de overeengekomen tijd op de aangewezen laadplaats bevindt. De afzender moet bij een proces-verbaal, opgemaakt door een gerechtsdeurwaarder of ondertekend, hetzij door een ambtenaar van de haven of van Bruggen en Wegen, hetzij door twee getuigen, doen vaststellen dat het bevrachte schip zich niet op de laadplaats bevindt.
De schipper moet de schade vergoeden, door de afzender geleden wegens vrachtverschil en kosten, tenzij hij overmacht kan bewijzen.
Art.38. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Hij die een schip heeft bevracht, kan de overeenkomst verbreken zonder vergoeding, indien de verzekeraar van de lading het schip weigert, mits deze weigering door de slechte staat van het schip gerechtvaardigd wordt en schriftelijk ter kennis van de schipper wordt gebracht binnen twee dagen na de dag van de bevrachting.
Art.39. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Wanneer de bevrachtingsovereenkomst de naam vermeldt van het schip dat de in te laden goederen aanvoert, kan de afzender de bevrachting opzeggen, indien dat schip niet aankomt voor het einde van de laadtijd, of indien voor het verstrijken van die termijn vastgesteld wordt dat de goederen beschadigd zijn en niet ingeladen kunnen worden. Hiervan moet aan de schipper schriftelijk bericht worden gezonden voor het verstrijken van de laadtijd.
De schipper heeft in die gevallen recht op een vergoeding, gelijk aan een derde van de vracht.
Art.40. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Wordt het schip bij het vertrek, tijdens de reis of op de losplaats opgehouden door toedoen van de bevrachter, de afzender of de geadresseerde, dan zijn de kosten van de vertraging verschuldigd door degene die ze heeft veroorzaakt.
Art.41. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De schipper is schadevergoeding verschuldigd, indien het schip door zijn toedoen bij het vertrek, tijdens de reis of op de losplaats opgehouden of vertraagd is.
Art.42. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Indien het vertrek van het schip slechts tijdelijk wordt verhinderd door overmacht, blijft de overeenkomst bestaan en is er geen schadevergoeding wegens vertraging verschuldigd.
Art.43. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Indien een deel van de goederen niet ter bestemmingsplaats aankomt, is slechts een evenredige vracht verschuldigd, die niet minder mag bedragen dan een derde van de overeengekomen vracht.
Is een deel van de goederen over boord geworpen tot gemeen behoud van schip en lading, dan is de volle vracht verschuldigd, maar zij draagt in de gemene averij.
Deze regels doen geen afbreuk aan het recht van verhaal op degenen door wier schuld de goederen verloren gegaan of niet aangekomen zijn.
Art.44. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> In geval van bevrachting als drijvend magazijn is de schipper verplicht het schip in goede staat van onderhoud ter beschikking te stellen van zijn medecontractant. De afzender heeft het recht voor de inlading de overeenkomst op te zeggen zonder enige vergoeding te moeten betalen, indien het schip niet in goede staat is; het bewijs van de gebrekkige staat van het schip rust op de afzender. De afzender die het schip in slechte staat van onderhoud aanvaardt, doet dit op eigen risico en kan zich daar niet op beroepen om de schipper aansprakelijk te stellen voor de beschadiging die er het gevolg van zou zijn.
Art.45. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De bevrachtingsovereenkomst voor liggen kan bedingen dat de schipper een cognossement zal ondertekenen. In dat geval gelden voor de verplichtingen van de schipper de artikelen 9 tot 13.
Art.46. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Is er geen cognossement getekend, dan is de schipper niet aansprakelijk ten aanzien van het aantal ingescheepte colli's of de ingeladen hoeveelheden. Hij is slechts aansprakelijk uit hoofde van eigen opzet of grove schuld. De afzender kan evenwel het schip doen loden.
Art.47. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De schipper wiens schip bevracht is voor liggen, is niet aansprakelijk, zelfs indien hij een cognossement heeft getekend, voor enige beschadiging aan de goederen, tenzij deze te wijten is aan zijn opzet of grove schuld of aan een tekortkoming in het onderhouden van het schip sedert het einde van de inlading.
Art.48. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Het liggen gaat in op de dag na die van de bevrachting, zelfs wanneer het schip zich op de aangewezen laadplaats bevindt. Indien het schip geladen wordt op de dag van de bevrachting, gaat het liggen echter op die dag in.
Alle sleep- en verhaalkosten worden aan de schipper terugbetaald. Indien de schipper zelf een schip verhaalt, kan hij een vergoeding eisen, gelijk aan het loon dat door de sleepboten zou gevraagd zijn. Wanneer het bevel tot verhalen hem bereikt na 16 uur, wintertijd, of na 17 uur, zomertijd, is hij niet verplicht 's anderendaags vanaf het eerste uur op zijn nieuwe ligplaats te zijn. Wanneer het laden, lossen of verhalen geschiedt buiten de diensturen van de douane, wordt aan de schipper een vergoeding toegekend.
Art.49. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Indien in de overeenkomst geen ligtijd is bepaald, eindigt deze zodra de ingescheepte lading volledig gelost is.
Is er een tijd bepaald, dan kan de afzender het schip binnen die tijd lossen en weer laden.
Indien de overeenkomst aan de schipper enkel een minimumtijd waarborgt, kan de afzender bij het verstrijken daarvan voortzetting van de bevrachting eisen, tenzij hij binnen die tijd het schip reeds geheel gelost heeft.
Art.50. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Bevrachting voor liggen geschiedt voor ten minste vijf dagen.
De schipper kan op het einde van de bedongen tijd of, indien er geen bedongen tijd is, bij het verstrijken van de vijftigste dag, eisen dat zijn schip gelost wordt. Daartoe moet hij zijn medecontractant in gebreke stellen. Het schip moet gelost worden binnen een tijd van tien dagen, zondagen en wettelijke feestdagen niet inbegrepen, ingaande de dag na de ingebrekestelling of ten vroegste de eenenvijftigste dag van het liggen. Vanaf de elfde dag na die van de ingebrekestelling, kan de schipper zonder nieuwe ingebrekestelling eisen dat de overeengekomen vracht met 50 ten honderd wordt verhoogd.
Hij kan insgelijks, vanaf de twintigste dag na die van de ingebrekestelling, een sekwester doen aanstellen voor het in artikel 58 bepaalde doel.
Art.51. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De vracht is voor de gehele dag verschuldigd, onverschillig op welk uur het laden begint of het lossen eindigt.
De vracht en het overliggeld moeten betaald worden binnen een termijn van drie werkdagen, ingaande de dag na die waarop het lossen is geëindigd, anders kan de schipper, na ingebrekestelling, als vergoeding een som eisen gelijk aan de dagelijkse vracht, en dit tot aan de volledige betaling.
Art.52. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De bevrachter kan, zelfs indien er geen cognossement aan order is getekend, de rechten uit de overeenkomst overdragen aan derden. Zodra de schipper, in de vorm bepaald bij artikel 56, bericht ontvangen heeft van deze overdracht en van de aanvaarding door de overnemer, moet hij zich naar diens voorschriften voegen.
De bevrachter die de overeenkomst heeft gesloten, heeft in dat geval recht op zijn provisie van de vracht die aan de schipper verschuldigd is tot de dag van de overdracht, alsook op een provisie van 2 1/2 ten honderd van de vracht verschuldigd door de overnemer.
Art.53. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Wanneer een schip bevracht is voor liggen of varen en de schipper bevel ontvangt een reis te ondernemen, heeft hij recht op de voor het liggen bedongen vracht tot en met de dag voor die waarop het voor de reis opgemaakt cognossement hem ter ondertekening wordt voorgelegd.
Art.54. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De schipper kan alle betekeningen, ingebrekestellingen, mededelingen of brieven, met uitzondering van die welke aan de geadresseerde moeten worden gericht, doen toekomen aan de bevrachter of, indien de overeenkomst geen bevrachter vermeldt, aan degene voor wiens rekening ze gesloten is.
Art.55. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Wanneer de bevrachtingsovereenkomst geen woon- of verblijfplaats van de schipper aangeeft, wordt deze geacht woonplaats te hebben gekozen ten kantore van de bevrachter.
Art.56. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> In alle gevallen waarin, krachtens de wet, een der partijen aan de andere partij een bericht of een ingebrekestelling moet doen toekomen, kan zij dit doen hetzij bij aangetekende brief, hetzij bij een schrijven overhandigd in het bijzijn van twee getuigen, hetzij bij een gewone brief afgegeven tegen ontvangbewijs. Elke aangetekende brief wordt geacht de eerste werkdag na het posten te zijn afgegeven aan de andere partij, die geen tegenbewijs vermag te leveren.
Art.57. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Door de inontvangstneming van de goederen ter bestemmingsplaats vervalt elke vordering tegen de schipper, behalve wanneer een bijzonder voorbehoud is gemaakt of in geval van uiterlijk niet zichtbare beschadiging.
Het voorbehoud of het bezwaar moet op schrift gesteld worden en aan de schipper gezonden uiterlijk de tweede dag na de inontvangstneming in geval van uiterlijk zichtbare beschadiging en van verlies, en binnen een termijn van zeven dagen, de dag van inontvangstneming niet inbegrepen, in geval van vertraging.
Wanneer de schipper bij de aflevering heeft gewezen op beschadiging of gedeeltelijk verlies, is de geadresseerde gehouden dadelijk bezichtiging van de vervoerde goederen toe te staan.
In geval van uiterlijk niet zichtbare beschadiging of van manco binnen in de vervoerde goederen, kan het bezwaar van de geadresseerde alsnog worden aangenomen, indien het schriftelijk aan de schipper is gericht binnen een termijn van zeven dagen, de dag van inontvangstneming niet inbegrepen, en indien vaststaat dat de beschadiging of het manco er reeds voor de aflevering was.
De uitzondering bepaald voor het geval van uiterlijk niet zichtbare beschadiging of van manco binnen in de vervoerde goederen, geldt niet wanneer het voorstel om de koopwaar te bezichtigen aan de geadresseerde of aan zijn gemachtigde is gedaan op het ogenblik van de aflevering.
De vordering blijft slechts bestaan betreffende de punten waarover een bijzonder voorbehoud of bezwaar is gemaakt.
Art.58.<W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Wanneer de vervoerde goederen worden geweigerd of aangaande de inontvangstneming daarvan geschil is ontstaan, wordt de staat van de goederen, indien een belanghebbende het vordert, onderzocht door een of drie deskundigen, die worden benoemd bij een beschikking van de voorzitter van de [1 ondernemingsrechtbank]1, onderaan op een verzoekschrift gesteld.
De geadresseerde wordt opgeroepen bij een aangetekende brief, waarin dag en uur van het deskundigenonderzoek worden aangegeven.
De beschikking kan bevelen dat de goederen in bewaring zullen worden gegeven of onder sekwester gesteld, alsook dat zij naar een openbare of particuliere opslagplaats zullen worden gebracht.
De beschikking kan de verkoop bevelen ten bate van de schipper ten belope van hetgeen hem naar aanleiding van het vervoer verschuldigd is. Deze verkoop geschiedt openbaar, in een door de voorzitter aan te wijzen plaats en ten minste drie vrije dagen nadat daarvan bericht is gegeven aan de geadresseerde en de afzender. Deze termijn wordt verdubbeld wanneer een van de belanghebbenden in het buitenland verblijft.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter die termijnen verkorten.
De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep.
Zij is uitvoerbaar op de minuut en voor de registratie.
----------
(1)<W 2018-04-15/14, art. 252, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art.59.[1 Alle rechtsvorderingen, ontstaan uit een overeenkomst die onder deze wet valt, met uitzondering van die welke volgen uit een strafbaar feit, verjaren door verloop van één jaar.
De verjaring loopt, in geval van totaal verlies of van vertraging, van de dag waarop het vervoer had moeten plaatshebben, en in geval van gedeeltelijk verlies of van beschadiging, van de dag der afgifte van de goederen.
De verjaring loopt van de dag waarop het feit dat tot de rechtsvordering aanleiding geeft, zich heeft voorgedaan. Regresvorderingen moeten, op straffe van verval, worden ingesteld binnen de termijn van drie maanden, te rekenen van de dagvaarding die tot het regres aanleiding geeft.]1
----------
(1)<W 2014-05-08/75, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 22-08-2014>
Art.60. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De vracht, de bijkomende kosten, de overliggelden en de extra-overliggelden zijn op de goederen bevoorrecht gedurende de tijd dat deze in het bezit van de schipper zijn en gedurende de vierentwintig uren die op de afgifte aan de geadresseerde volgen, mits laatstgenoemde er het bezit van behoudt.
Dit voorrecht heeft dezelfde rang als het voorrecht, ingesteld bij artikel 20, 7° van de wet van 16 december 1851.
Art.61. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Art. 274 van boek II van het Wetboek van Koophandel wordt opgeheven, behoudens wat betreft de artikelen 89 en 90, die van toepassing blijven.
Art.62. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De bepalingen van deze wet zijn niet van toepassing op de beurtvaart, waarvoor de wet van 25 augustus 1891 blijft gelden.
Art. 63.<W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Aanvullende bepaling. - De [1 ondernemingsrechtbank]1 benoemt tot beëdigd weger of meter, de wegers of meters die het bewijs leveren dat zij de nodige beroepsbekwaamheid en zedelijke geschiktheid bezitten. Zij leggen de eed af ten overstaan van (de rechtbank) en hun naam wordt daarna gebracht op een lijst die ter griffie aangeplakt wordt. <W 1967-10-10/09, art. 42 (art. 42 van de wijzigingsbepalingen van artikel 3 van de wet van 10 oktober 1967; B.St. 31-10-1936, bijvoegsel, p. (321)>----------
(1)<W 2018-04-15/14, art. 252, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2018>