Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 JANUARI 1935. - Koninklijk besluit n° 62 waarbij toelating wordt verleend tot het oprichten van een economische reglementeering van de voortbrenging en de verdeeling.



Inhoudstafel:

KAPITTEL I. Van de economische beroepsorganisatie.
Art. 1-5
KAPITTEL II. (Van de procedure). <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>
Art. 6-18
KAPITTEL III. Van de reglementeering.
Art. 19-20
KAPITTEL IV. Inspectie- en controlemaatregelen.
Art. 21
KAPITTEL V. Strafbepalingen.
Art. 22-26



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1981001057  2001011014  2001A11014  2003011018  2003A11018 



Artikels:

KAPITTEL I. Van de economische beroepsorganisatie.
Artikel 1. Elke beroepsgroepeering van voortbrengers of verdeelers, bekleed met de burgerlijke rechtspersoonlijkheid, kan de uitbreiding vragen over al de andere voortbrengers of verdeelers, behoorende tot denzelfden tak van nijverheid of handel, van een door haar vrijwillig opgenomen verplichting inzake voortbrenging, verdeeling, verkoop, uitvoer of invoer.
  Te dien einde dient door bedoelde groepeering een verzoekschrift gericht aan den Minister die de economische zaken in zijn ambtsbevoegdheid heeft, bij aangeteekend schrijven. Het verzoekschrift dient bekleed met de handteekening van deze van hare vertegenwoordigers die bevoegd zijn om voor haar verbintenissen aan te gaan.
  Aan het verzoekschrift dienen als bijlagen gehecht:
  a) Een exemplaar van de statuten der groepeering met lijst van leden en beheerraad;
  b) Een afschrift van het proces-verbaal der vergadering waarop de betrokken verplichting werd aangegaan;
  c) Een memorie in vijf exemplaren bekleed met dezelfde handteekeningen, waarin worden uiteengezet de redenen die den aangenomen maatregel rechtvaardigen, het bewijs dat de uitbreiding van de betrokken verplichting over al de voortbrengers of verdeelers strookt met het algemeen belang en dat de verplichting zelf vrijwillig werd opgenomen door deze voortbrengers en verdeelers welke een ontegensprekelijke meerderheid van de belangen van de betrokken nijverheid of den betrokken handel vertegenwoordigt.

Art.2. Indien de Minister van oordeel is dat het bewuste verzoekschrift kan worden in aanmerking genomen, laat hij, op de kosten van den verzoeker, in het Staatsblad, een aankondiging verschijnen waarin het neerleggen van het verzoekschrift en de erbij hoorende memorie wordt bekend gemaakt. Deze aankondiging vermeldt de benaming der betrokken groepeering, den zetel ervan, alsook de namen, voornamen, beroepen en domicilies van de onderteekenaars van het verzoekschrift; zij geeft tevens een korte samenvatting van het voorwerp van het verzoekschrift en deelt mede dat elke belanghebbende op het Ministerie kennis kan nemen van het verzoekschrift en erbij hoorende memorie, alsook er afschrift van bekomen, mits betaling der onkosten, en, bij aangeteekend schrijven gericht aan den Minister, binnen de tien dagen der bekendmaking van de hoogerbedoelde aankondiging, verzet aanteekenen tegen de uitbreiding van de beslissing getroffen door de verzoekende groepeering.

Art.3. Om in aanmerking te kunnen worden genomen, dient het verzet, binnen de twintig dagen, gevolgd te zijn door het overmaken aan den Minister, bij aangeteekend schrijven, van een memorie van staving in vijf exemplaren.
  Indien het verzet uitgaat van een rechtspersoonlijkheid, dient het te gaan onder de handteekening van de vertegenwoordigers die het recht hebben voor haar verbintenissen aan te gaan; de memorie dient vergezeld van een exemplaar der statuten en van een lijst der leden van den beheerraad. Een exemplaar der memorie wordt, onmiddellijk na de ontvangst, overgemaakt aan de verzoekende groepeering.

Art.4. De Minister of de daartoe door hem gemachtigde ambtenaar roept, binnen den korst mogelijken tijd, bij zich de onderteekenaars van het verzoekschrift en de verzetdoenden; hij verzoekt hen hun geschil te onderwerpen aan één of drie door hen aangeduide scheidsrechters.
  (Deze scheidsrechters doen uitspraak binnen de twee maand te rekenen van den datum waarop ze hun taak hebben aanvaard. Zij regelen de voor hen geschiedende rechtspleging; deze is tegensprekelijk hetzij mondeling, hetzij schriftelijk.) <KBN295 30-03-1936, Art. 1>
  Vooraleer uitspraak te doen, zullen de beide partijen, na behoorlijke oproeping door de scheidsrechters worden gehoord, alsook, een regeeringscommissaris, die schriftelijk advies uitbrengt.

Art.5. Het geschil wordt door den Minister onderworpen aan (de Raad voor de Mededinging opgericht door de wet van 5 augustus 1991 tot bescherming van de economische mededinging). <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993{GT)
   a) Indien één der partijen geen gevolg geeft aan de oproeping van den Minister of weigert het geschil te onderwerpen aan scheidsrechtspraak;
  b) Indien de partijen niet tot een vergelijk komen voor de aanduiding van den scheidsrechter of de scheidsrechters;
  c) Indien de scheidsrechter of de scheidsrechtersbank niet is aangesteld binnen de vijftien dagen te rekenen van den dag der verschijning voor den Minister;
  d) Indien de scheidsrechter of de scheidsrechters verklaren hun zending niet te kunnen vervullen ter oorzake van hinderpalen in den weg gelegd door één der partijen.

KAPITTEL II. (Van de procedure).
Art.6. (Opgeheven) <W, 1991-08-05/61, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>

Art.7. (...) Voor elke zaak voegt (de Raad voor de Mededinging) zich twee personen toe aangeduid om reden van hunne technische bevoegdheid; deze toegevoegde leden hebben slechts raadgevende stem bij de beraadslaging. <W, 1991-08-05/61, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993> <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>
  Vooraleer hun ambt te aanvaarden, leggen de twee bijgevoegde leden voor de kamer den eed af voorzien bij artikel 2 van het decreet d.d. 20 Juli 1831. Zij beloven daarbij het geheim der beraadslaging te bewaren.

Art.8. De Minister stelt bij den raad één of meer commissarissen der regeering aan belast met een taak van advies.
  (Lid 2 opgeheven) <W, 1991-08-05/61, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>

Art.9. (Opgeheven) <W, 1991-08-05/61, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>

Art.10. (Lid 1 opgeheven) <W, 1991-08-05/61, art. 55, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>
  Aanwezigheidspenningen en een vergoeding voor reis- en verblijfsonkosten kunnen worden toegekend aan de commissarissen der regeering.

Art.11. De zaken worden vóór den (Raad voor de Mededinging) aanhangig gemaakt door den Minister die hen de verzoekschriften, de verzetschriften, de memories en andere dokumenten overmaakt. <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>

Art.12. Binnen de acht en veertig uren te rekenen van de ontvangst der stukken aangegeven bij de artikelen 1, 2 en 3, noodigt de (secretaris van de Raad voor de Mededinging) de verzoekende groepeering, bij aangeteekend schrijven, uit om binnen een termijn van acht vrije dagen, in vijf exemplaren, een memorie van antwoord aan te bieden op de memorie van verzet. Onmiddellijk na de ontvangst van de memorie van antwoord, maakt de (secretaris van de Raad voor de Mededinging) een exemplaar ervan, onder aangeteekenden omslag, over aan den verzetdoener met verzoek aan dezen laatste om zijn wederantwoord te laten geworden binnen de acht vrije dagen, in vijf exemplaren.
  Al deze verzendingen geschieden op de kosten van de verzoekende partij.

Art.13. Indien één der litigeerende partijen haar memorie niet heeft laten geworden binnen de termijnen voorzien bij het voorgaande artikel, kan de (Raad voor de Mededinging) uitspraak doen op de in zijn bezit zijnde stukken. <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>

Art.14. Indien de Raad het nodig acht, worden de partijen gehoord; zij kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen hetzij door een advokaat, hetzij door een persoon daartoe door den Raad speciaal voor elk geding aanvaard.

Art.15. Indien er aanleiding bestaat tot enkwest, dan gaat de Raad daartoe over of vaardigt daartoe af één zijner leden. Proces-verbaal wordt opgemaakt van de vaststellingen en van de verklaringen der in verhoor genomen personen.

Art.16. Vooraleer uitspraak wordt gedaan, maakt de voorzitter der betrokken kamer de bundel over aan den commissaris der regeering die, binnen de tien dagen, na verhoor der behoorlijk opgeroepen partijen, advies uitbrengt; dit advies is schriftelijk.

Art.17. Elke beslissing van den (Raad voor de Mededinging) is met redenen omkleed. <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>

Art.18. Wanneer de beide partijen dezelfde taal hebben gebruikt voor het opstellen van hun verzoekschrift, verzetschrift en memorie, dan is deze taal de taal van de rechtspleging en van de beslissing. Indien de partijen dezelfde taal niet hebben gebruikt, bepaalt de Raad welke de taal is van de rechtspleging en de beslissing.
  Indien de vertaling van sommige dokumenten noodzakelijk blijkt, dan beslist de kamer voor dewelke de betrokken zaak aanhangig is, desgevallend, dat een verlenging van den termijn wordt toegestaan om de vertaling te maken. De vertaling geschiedt op de kosten van den Staat door de zorgen van het Departement van Economische Zaken.

KAPITTEL III. Van de reglementeering.
Art.19. Indien geen enkel geldig verzet is opgerezen of indien hetzij de scheidsrechters, hetzij de (Raad voor de Mededinging) een gunstig advies hebben uitgebracht, wordt het verzoekschrift door den Koning aanvaard of afgewezen. Het koninklijk besluit is met redenen omkleed; het kan steeds worden ingetrokken. <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>
  Het koninklijk besluit dat het verzoekschrift aanvaardt bepaalt de maatregelen van tenuitvoerlegging en controle vereischt door de uitbreiding van de verplichtingen opgenomen door de verzoekende groepeering, tot al de voortbrengers en verdeelers van éénzelfden tak van nijverheid of handel.
  Indien de scheidsrechters of de (Raad voor de Mededinging) een ongunstig advies uitbrengen, wordt het verzoekschrift bij koninklijk besluit afgewezen. <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>
  De koninklijke besluiten, getroffen in uitvoering van dit artikel, worden bekend gemaakt in het Staatsblad.

Art.20. Indien het verzoekschrift aanvaard wordt, worden de verplichtingen, welke bij koninklijk besluit werden uitgebreid, eveneens opgelegd aan de nieuwe voortbrengers of verdeelers.
  Indien bedoelde verplichtingen de beperking bevatten van de voortbrenging, den invoer en den uitvoer, kan de nieuwe voortbrenger zich slechts vestigen na de toelating des Konings gevraagd en bekomen te hebben zonder dat zij tekort gedaan aan de toelatingen welke dienen gevraagd krachtens de thans vigeerende wetgeving.
  Bedoelde toelating wordt slechts gegeven na advies van den (Raad voor de Mededinging). <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>
  Het koninklijk besluit, waarbij toelating wordt verleend, kan het beloop bepalen der produkten of stoffen welke de verzoeker zal mogen voortbrengen, invoeren of uitvoeren.

KAPITTEL IV. Inspectie- en controlemaatregelen.
Art.21. Zonder dat zij tekort gedaan aan de ambtsbevoegdheid van de officieren der gerechtelijke politie, zijn de ingenieurs van het mijnkorps, de inspecteurs der nijverheid, de inspecteurs van den arbeid en van de gevaarlijke, hinderlijke en ongezonde inrichtingen belast met de bewaking over de tenuitvoerlegging van dit besluit en van de besluiten in uitvoering daarvan getroffen. Dezelfde macht van toezicht en controle wordt toegekend aan de agenten welke het ambt vervullen van secretaris en adjunct-secretarissen van den (Raad voor de Mededinging). <W, 1991-08-05/61, art. 56, 002; Inwerkingtreding : 01-04-1993>
  Bedoelde ambtenaars hebben vrijen toegang tot de inrichtingen der voortbrengers en verdeelers waarop de koninklijke besluiten, getroffen krachtens de artikelen 19 en 20, toepasselijk zijn.
  De bedrijfsleiders, de werkgevers, de bestuurders, de zaakvoerders, de bestuurs- of bewakingsbedienden en de arbeiders zijn gehouden hun de inlichtingen te verstrekken en de dokumenten mede te deelen welke zij opeischen om zich rekenschap te geven van de inachtneming dier beschikkingen.
  In geval van inbreuk, maken de bedoelde ambtenaars proces-verbaal op dat rechtskracht heeft tot bewijs van het tegenovergestelde.
  Afschrift van het proces-verbaal wordt binnen de acht en veertig uren gestuurd aan den inbreukmaker.

KAPITTEL V. Strafbepalingen.
Art.22. Elke inbreuk op artikel 20 en op de koninklijke besluiten getroffen in uitvoering van dit artikel of van artikel 19, wordt gestraft met een geldboete van 500 tot 100,000 frank, onverlet de schadevergoeding; een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maand kan daarbij worden uitgesproken.

Art.23. Worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 26 tot 500 frank of met slechts één van deze beide straffen, onverminderd, desgevallend, de toepassing der strengere straffen voorzien door het Strafwetboek:
  a) De bedrijfsleiders, de werkgevers, de bestuurders, de zaakvoerders, de bestuurs- of bewakingsbedienden en de arbeiders die hinderpalen stellen aan de bewaking, ingericht krachtens dit besluit, of weigeren de inlichtingen te verstrekken of de dokumenten mede te deelen gevraagd krachtens artikel 21;
  b) Elkeen die, met de bedoeling om zich zelf of anderen te onttrekken aan de toepassing der koninklijke besluiten, getroffen in uitvoering van de artikelen 19 of 20, een onjuiste verklaring aflegt.

Art.24. De bedrijfsleiders en werkgevers zijn burgerlijk verantwoordelijk voor de betaling der geldboete uitgesproken ten laste van hunne bestuurders, zaakvoerders of bestuurs- of bewakingsbedienden.

Art.25. Kapittel VII van het Strafwetboek is toepasselijk op de inbreuken voorzien bij dit besluit.

Art. 26. Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Economische Zaken zijn belast, elk wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.