Details



Externe links:

Justel
Reflex



Titel:

4 DECEMBER 1933. - Koninklijk besluit tot regeling van het innen der rechten wegens gebruik van het openbaar domein voor electrische leidingen. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Vlaamse Gewest - 2001, in zoverre het betrekking heeft op het domein van de wegen en hun aanhorigheden ressorterend onder het beheer van het Vlaamse Gewest, van de waterwegen en hun aanhorigheden, de zeewering en de dijken - door BVR2002-03-29/40, art. 32, 1°; Inwerkingtreding : 01-06-2002) (NOTA 2 : Opgeheven voor het Waals Gewest door BWG2002-11-28/45, art. 16BIS; Inwerkingtreding : 01-01-2003) (NOTA 3 : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid door BVR2010-11-19/05, art. 12.2.1, § 2, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2011) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-12-2001 en tekstbijwerking tot 08-12-2010)



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1986011344  2001003611  2002035689  2010035890 



Artikels:

Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> De schaal der maximum rechten welke de Staat gemachtigd is te innen voor het gebruik van het openbaar Staatsdomein voor electrische lijnen aangelegd krachtens wegvergunningen, wordt bepaald door het tarief uit artikel 2 van onderhavig besluit. Deze rechten zijn verschuldigd door den houder van de wegvergunning, deze moge al dan niet eigenaar van bedoelde lijnen zijn.
  Behoudens de vrijstellingen desvoorkomend door den bevoegden Minister verleend, bepaalt dat zelfde tarief de schaal van de rechten, door den Staat te innen voor het gebruik van het openbaar Staatsdomein voor electrische leidingen aangelegd krachtens andere vergunningen dan wegvergunningen. Deze rechten zijn verschuldigd door den verkrijger van de vergunning, deze moge al dan niet eigenaar van genoemde lijnen zijn.

Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> <NOTA : Ingevolge art. 1 en 2 van KB 05-12-1960, zijn deze tarieven vermeerderd met 150 % vanaf 1 januari 1961. De verhoging vindt met ingang van 1 januari 1961 toepassing op de dan bestaande machtigingen waaraan betaling van een of meer rechten wegens gebruik van het openbaar domein van elektrische leidingen verbonden is>
  (De rechten zijn jaarlijksche rechten vastgesteld overeenkomstig de hierna staande tarieven en bepalingen:
  0,0372 EUR per strekkenden meter langsleiding, zoowel bovengronds als ondergronds;
  9,2960 EUR per 25 meter lengte of breuk van 25 meter dwarsing van een bevaarbaren of vlotbaren waterweg, alsmede van een spoorbaan, met afronding op de 25 meter erboven;
  6,1973 EUR per 25 meter lengte of breuk van 25 meter dwarsing van een weg, met afronding op de 25 meter erboven.) <KB 2001-12-11/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De vertakkingen voor abonnementen en de dwarsingen van de aanhoorigheden der bevaarbare waterwegen zijn vrijgesteld.
  (0,3718 EUR per 0,25 vierkante meter of breuk van 9,25 vierkante meter doorsnede van de ingenomen ruimte der palen en masten tegen den grond, met afronding op het vierde van een vierkante meter erboven.) <KB 2001-12-11/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De palen en masten die uitsluitend electrische laagspanningsleidingen dragen en waarvan de doorsnede aan de basis minder dan 0,5 vierkante meter bedraagt, zijn vrijgesteld.
  Een geheel van lijnen, toebehoorend aan eenzelfde organisme en gelegen aan een zijde van den verkeersweg, zelfs indien deze lijnen verschillende spanning hebben en door afzonderlijke steunen worden gedragen, wordt als een enkele lijn beschouwd. Twee lijnen-complexen, toebehoorend aan eenzelfde organisme en gelegen aan beide zijden van eenzelfden weg, zelfs indien deze lijnen verschillende spanning hebben, gelden voor anderhalve lijn. Indien zij aan weerszijden van een bevaarbaren of vlotbaren waterweg of van een spoorweg liggen, gelden ze voor twee lijnen.
  Voor grondlijnen, indien de sleuf meer dan 2 meter bovenbreedte en minder dan 4 meter heeft, wordt de belasting verdubbeld. Bij een bovenbreedte van 4 tot 6 meter wordt de belasting verdriedubbeld en zoo verder in dezelfde verhouding.
  De grond- en de luchtleidingen worden afzonderlijk belast.
  Bovenvermelde leidingen hebben betrekking op de grondgebieden der gemeenten, waarvan het bevolkingscijfer begrepen is tusschen 1,000 en 5,001 inwoners. Ze worden respectievelijk met 2, 3 en 4 vermenigvuldigd, indien het bevolkingscijfer der gemeenten begrepen is tusschen 5,000 en 25,001 inwoners of tusschen 25,000 en 100,001 inwoners, of meer dan 100,000 inwoners bedraagt.
  (Behoudens het tarief der rechten per strekkenden meter langsleiding zoowel bovengronds als ondergronds, dat van O,0372 0,0248 EUR wordt teruggebracht, worden die rechten insgelijks toegepast op het grondgebied van de gemeenten waarvan de bevolking niet meer dan 1,000 inwoners bedraagt.) <KB 2001-12-11/36, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  De bevolking die tot grondslag voor de schattingen dient, is diegene aangegeven in de laatste tien jaarlijksche volkstelling van het Rijk.

Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> Voormelde rechten zijn verschuldigd bij termijnen van een jaar. Ze worden geheven voor een tijdperk dat begint den 1a Januari van het jaar na den datum van het vergunningsbesluit en eindigt den 31a December van het jaar waarin de inrichting is weggenomen of definitief buiten dienst gesteld zonder wegneming wat de grondleidingen betreft.
  Die rechten moeten betaald worden in handen van den persoon, aangeduid in het vergunningsbesluit of in het besluit waarbij de wegvergunning wordt verleend.
  De eerste annuïteit wordt betaald binnen twee maanden na het besluit. De volgende worden bij voorbaat betaald.

Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> <zie nota art. 2> De schaal van de maximum rechten, welke de provincies en de gemeenten mogen innen voor het gebruik van hun respectief openbaar domein voor lijnen aangelegd krachtens wegvergunningen, verleend bij toepassing der wet van 10 Maart 1925 op de electriciteitsvoorziening, wordt door het tarief uit artikel 2 hiervoren bepaald, behoudens volgende bepaling;
  (Het tarief der rechten wordt van 6,1973 tot 3, 0987 EUR gebracht per 25 meter lengte of breuk van 25 meter dwarsing van een weg, met afronding op de 25 meter erboven. Dwarsingen van aardewegen zijn vrijgesteld.) <KB 2001-12-11/36, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> Onderhavig besluit wordt van kracht op 1 Januari 1934. Op dien datum vervallen de besluiten van 25 September 1927, van 8 October 1929 en van 19 Augustus 1933.

Art. 6. <Zie NOTA onder TITEL> Onze Ministers van Binnenlandsche Zaken, van Financiën, van Openbare Werken, van Verkeerswezen en van Landsverdediging zijn, elk wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit belast.