28 DECEMBER 1931. - Wet op de bescherming van aan particulieren toebehoorende bosschen en wouden. (NOTA 1 : Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR1990-06-13/32, art. 113, 002; Inwerkingtreding : 08-10-1990) (NOTE 2 : Opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG2008-07-15/44, art. 115, 003; Inwerkingtreding : 14-09-2009) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-09-1990 en tekstbijwerking tot 18-06-2014)
Art. 1-12
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> De Minister van Landbouw heeft het recht zich te verzetten tegen alle abnormale of overdreven hakken in de aan particulieren toebehoorende bosschen en wouden, en waarvan het behoud van algemeen belang is volgens de bepalingen van artikel 6.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> Als abnormale of buitensporige hak wordt beschouwd :
a) Alle ontginning die niet op stam laat :
In het hooghout, de helft van den inhoud van het omschorste houtmateriaal en ten minste 75 kubiekmeter voor elke hectare;
In het hooghout op hakhout, 40 t. h. van hetzelfde materiaal en ten minste 25 kubiekmeter voor elke hectare, schaarhout niet inbegrepen;
b) Alle hak die, minder dan tien jaar na een ontginning, het verminderen ten gevolge zou hebben van de hoeveelheid toen voorbehouden, overeenkomstig de voorgaande beschikkingen.
Er mag echter te allen tijde overgegaan worden tot het wegnemen van afgewaaid, dood en ziek hout.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> Het recht van verzet is niet toepasselijk op de ontginning :
a) Van loofbosschen (hooghout en hooghout op hakhout) kleiner dan 10 hectaren;
b) Van naaldboomen, wanneer de ontginning in een jaar niet verder gaat dan 25 hectaren van een zelfde domein;
c) Van hakhout en van hooghout op hakhout, waarin het hooghout niet meer dan 25 kubiekmeter per hectare bedraagt.
Art.4. <Zie nota onder TITEL> Het verbod geschiedt bij een met redenen gestaafd besluit, bij aangeteekenden brief beteekend aan den grondeigenaar of aan zijn gevolmachtigde. Gebeurlijk wordt het besluit ook beteekend aan den kooper of aan den ontginner van de boschoppervlakte.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> Zoodra het verbod aan de belanghebbenden beteekend is, moeten de hakken volledig geschorst worden; zij zullen, gebeurlijk, slechts kunnen hervat worden na bijzondere toelating van den Minister.
Die toelating mag den hak afhankelijk stellen van voorwaarden en verbintenissen aan te gaan door den eigenaar voor de ontginning, de herbebossching of de bebouwing binnen een bepaalden termijn, of zelfs de bebossching van andere perceelen.
In geval van niet naleving der verbintenissen, mag het beheer van waters en bosschen ambtshalve doen overgaan tot het uitvoeren der werken op de kosten van de eigenaars.
Art.6. <Zie nota onder TITEL> Het verbod moet gebillijkt zijn door het algemeen belang en door de noodzakelijkheid :
De aarde op de hoogten en de hellingen te handhaven;
Den grond te beschermen tegen het wegspoelen en het overweldigen door het water;
Duinen en stranden te beschermen;
's Lands verdediging te verzekeren;
De algemeene gezondheid te vrijwaren;
De bronnen te behouden.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> De eigenaar of zijn mandataris kan tegen het verbod in beroep komen bij een commissie samengesteld uit drie leden waarvan een magistraat-voorzitter door den Koning benoemd, en twee leden aangeduid door den hoogen raad voor boschwezen. De commissie bestaat bovendien uit een plaatsvervangend magistraat-voorzitter door den Koning benoemd, en twee plaatsvervangende leden aangeduid door den hoogen raad voor boschwezen. De eenen en de anderen worden voor een termijn van vijf jaar benoemd. Deze betrekkingen zijn onbezoldigd. Reis- en verblijfkosten worden toegekend aan de voorzitters en leden, overeenkomstig het geldende tarief.
Het beroep wordt bij aangeteekenden brief ingesteld bij den Minister van Landbouw, binnen de maand van de beteekening van het verzet. De commissie kan evenwel den verzoeker wegens wettige reden van het verval ontheffen. Het verhaal moet gestaafd zijn.
De commissie doet uitspraak na contradictoir onderzoek, het bestuur van waters en bosschen gehoord of behoorlijk opgeroepen, binnen de twee maanden, bij met redenen gestaafd besluit, bij aangeteekend schrijven ter kennis van den belanghebbende gebracht. Indien de commissie geen uitspraak heeft gedaan binnen dezen termijn, is het verbod opgeheven.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> Bij overtreding van het verbod opgelegd bij toepassing van artikel 4 van de bij de getroffen beslissing bepaalde voorwaarden of van de verbintenissen aangegaan in uitvoering van deze beslissing, mag de opziener, dienstoverste van waters en bosschen, de ontginning doen schorsen bij voorloopigen maatregel en het gevelde en niet weggehaalde hout onder dwangbeheer stellen op de kosten van den overtreder. Daartoe mag hij de openbare macht opvorderen.
Art.9.<Zie nota onder TITEL> Met een geldboete van 26 tot 5,000 frank wordt gestraft :
1° Degene die het bij artikel 1 voorzien verbod overtreedt, op de bij de getroffen beslissing bepaalde voorwaarden of de verbintenissen in uitvoering van deze beslissing aangegaan;
2° Degene die in de bij deze wet bedoelde bosschen en wouden, en met het doel haar te ontduiken, boomen verminkt of laat verminken door hen te toppen, te ontschorsen of anderszins, of door de voornaamste takken af te hakken, zoodat hun ontginning onvermijdelijk wordt.
De hoven en rechtbanken kunnen bovendien de verbeurdverklaring gelasten van het hout geveld of geschonden in overtreding van de bepalingen van deze wet. Werd het hout weggehaald, dan kunnen zij aan den Staat een som toekennen gelijk aan de waarde van dit hout.
Artikel 9 der wet van 31 Mei 1888 is niet toepasselijk op de verbeurdverklaring van het hout of op de bewilliging van een som gelijk aan de waarde van dit hout. De Staat kan nochtans, in de door hem bepaalde voorwaarden, den veroordeelden het verbeurdverklaarde hout of de bewilligde som geheel of gedeeltelijk teruggeven.
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
Art. 9. (BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST) [1 Met de straf voorzien in artikel 31, § 1, van het Wetboek van inspectie, preventie, vaststelling en bestraffing van milieumisdrijven, en milieuaansprakelijkheid]1 : 1° Degene die het bij artikel 1 voorzien verbod overtreedt, op de bij de getroffen beslissing bepaalde voorwaarden of de verbintenissen in uitvoering van deze beslissing aangegaan; 2° Degene die in de bij deze wet bedoelde bosschen en wouden, en met het doel haar te ontduiken, boomen verminkt of laat verminken door hen te toppen, te ontschorsen of anderszins, of door de voornaamste takken af te hakken, zoodat hun ontginning onvermijdelijk wordt. De hoven en rechtbanken kunnen bovendien de verbeurdverklaring gelasten van het hout geveld of geschonden in overtreding van de bepalingen van deze wet. Werd het hout weggehaald, dan kunnen zij aan den Staat een som toekennen gelijk aan de waarde van dit hout. Artikel 9 der wet van 31 Mei 1888 is niet toepasselijk op de verbeurdverklaring van het hout of op de bewilliging van een som gelijk aan de waarde van dit hout. De Staat kan nochtans, in de door hem bepaalde voorwaarden, den veroordeelden het verbeurdverklaarde hout of de bewilligde som geheel of gedeeltelijk teruggeven.
----------
(1)<ORD 2014-05-08/54, art. 124, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2015; zie ook ORD 2014-05-08/54, art. 159>
Art.10. <Zie nota onder TITEL> In afwijking van artikel 100 van het Strafwetboek, worden de bepalingen van hoofdstuk VII van boek I van dit wetboek uitgebreid tot de overtredingen bij deze wet voorzien.
Art.11.<Zie nota onder TITEL> <Nota : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD 1999-03-25/53, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 04-07-1999 en bevestigd bij VARIA 2014-04-25/A3, art. 59,3°, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
De bij deze wet voorziene overtredingen worden vastgesteld, vervolgd en berecht als bepaald in titel XI der wet van 19 December 1854, waarin het Boschwetboek is vervat.
Art. 12. <Zie nota onder TITEL> Deze wet wordt van kracht daags na haar bekendmaking in den Moniteur.