21 DECEMBER 1927. - WET betreffende de beroepsklerken, technische bedienden, politieagenten en in 't algemeen al de aangestelden der gemeenten en der daarvan afhangende besturen. (NOTA : Opgeheven bij W 10-06-1937, art. 11, in zover zij het verlenen van de kindertoeslagen beoogt) (NOTA : Artikel 1 tot 6 en artikel 8 tot 15 zijn niet meer van toepassing op het gemeentepersoneel bij W 14-02-1961, art. 71) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-12-2008 en tekstbijwerking tot 24-12-2008)
Art. 1
HOOFDSTUK I. - Klerken, technische beambten, politieagenten, vaste brandweermannen en andere beroepsaangestelden der gemeenten en der van de gemeenten afhangende inrichtingen.
Art. 2-7
HOOFDSTUK II. - Gemeentewerklieden.
Art. 8
HOOFDSTUK III. - Algemeene bepalingen.
Art. 9-15
Artikel 1. <Zie NOTA 2 onder TITEL> De besluiten van de gemeenteraden en deze van de bestuurscolleges der van de gemeente afhangende inrichtingen, waarbij de wedde van hun ontvanger bepaald wordt, dienen te worden goedgekeurd door de bestendige deputatie van den provincialen raad.
Dit geldt ook voor de besluiten waarbij hoofdelijk of gemeenschappelijk worden bepaald de wedden hunner beambten, klerken en andere beroepsaangestelden, wier rechtstoestand niet bij eene speciale wet is geregeld.
HOOFDSTUK I. - Klerken, technische beambten, politieagenten, vaste brandweermannen en andere beroepsaangestelden der gemeenten en der van de gemeenten afhangende inrichtingen.
Art.2. <Zie NOTA 2 onder TITEL> Worden alleen aangezien als beroepsbeambten, met het oog op de toepassing dezer wet, de klerken, beambten en aangestelden van alle slag, ten dienste der gemeenten, der van de gemeente afhangende inrichtingen, die, minstens zes uur per werkdag, aan het uitoefenen van hun werk moeten besteden.
Art.3. <Zie NOTA 2 onder TITEL> <B 10-01-1947, art. 1, § 4> De wedden der in het vorige lid bedoelde beambten mogen niet lager zijn dan de volgende bedragen :
1° Beroepsaangestelden met lageren rang dan dien van klerk : spanning 100;
2° Beroepsklerken, bedienden en technici : spanning 125;
3° Politieagenten en brandweermannen :
Gemeenten met meer dan 100,000 inwoners : spanning 135;
Gemeenten met 50,001 tot 100,000 inwoners : spanning 130;
Gemeenten met 25,001 tot 50,000 inwoners : spanning 125;
Gemeenten met 25,000 en minder inwoners : spanning 120;
4° Gediplomeerde ziekenhuisverpleegsters : spanning 150.
Art.4. <Zie NOTA 2 onder TITEL> Voor het vaststellen der minimumwedde, wordt rekening gehouden met de bijkomende tegemoetkomingen door hoogervermelde openbare besturen verleend wegens het verschaffen van huisvesting, verwarming of verlichting, of met alle andere toeslagen in natura, die een bestanddeel uitmaken van de bezoldiging.
Art.5. <Zie NOTA 2 onder TITEL> De bestendige deputatie zorgt er voor dat de bij artikels 3 en 8 voorziene minimawedden met de gezinsvergoedingen worden verhoogd en - indien de economische toestand zulks vereischt, - aangevuld worden door eene veranderlijke vergoeding of door een duurtebijslag.
Art.6. <Zie NOTA 2 onder TITEL> De bestendige deputatie zorgt er insgelijks voor dat de bij dezelfde artikelen voorziene wedderegeling een periodiek verhoogingsstelsel omvat, in verband met de diploma's of andere vereischten tot het bekomen der betrekkingen, met den aard dezer betrekkingen, met den duur der diensten, enz.
Art.7.Het gemeentebestuur mag den klerken, beambten, politieagenten en vaste brandweermannen verbieden, zelf of door een tusschenpersoon eenigen handel te drijven of eenige betrekking te vervullen, waarvan de uitoefening zou geacht worden onvereenbaar te zijn met hun ambt.
In geval van inbreuk op deze verbodsbepaling, kan de betrokken ambtenaar geschorst en, bij herhaling, afgezet worden.
De politieagenten mogen geen aanstelling als waker voor bijzondere personen aanvaarden.
De betrokken klerken, beambten, politieagenten en vaste brandweermannen moeten vooraf gehoord worden door den gemeenteraad en van hunne verklaringen wordt proces-verbaal opgemaakt.
Welke ook de uitgesproken straf zij, moet de beslissing van den gemeenteraad aan de goedkeuring der bestendige deputatie onderworpen worden. De belanghebbende mag bij den Koning in beroep gaan binnen vijftien dagen nadat de beslissing van het provinciaal college hem werd beteekend.
Blijft de gemeenteraad werkeloos, dan wordt na twee achtereenvolgende waarschuwingen, welke blijken uit de briefwisseling, de straf ambtshalve toegepast door den gouverneur der provincie, op eensluidend advies der bestendige deputatie, behoudens, in geval van oneenigheid met laatstgenoemde, beroep bij den Koning.
De klerken, beambten, politieagenten en vaste brandweermannen mogen bij den Koning in beroep gaan tegen de beslissingen van den gouverneur welke hen uit hun ambt ontzet, binnen vijftien dagen na de hun gedane beteekening.
<NOTA 3 : Artikel 7. Opgeheven bij W 26-05-1989, art. 2, 33°; Inwerkingtreding : 01-06-1989, in zoverre het van toepassing is op de gemeenten, met uitzondering van de bepalingen betreffende de organisatie van het administratief toezicht, in de mate evenwel dat artikel 94 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen het vereist, voor wat de gemeenten betreft die niet worden vermeld in artikel 7, tweede lid, van dezelfde bijzondere wet.> (NOTA : artikel 7 wordt opgeheven inzoverre het bepalingen bevat omtrent het toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD 1998-05-14/34, art. 19, 2°, Inwerkingtreding : 01-09-1998) (NOTA : artikel 7 wordt opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2008-12-19/33, art. 277, 1°; Inwerkingtreding : 01-07-2009)
HOOFDSTUK II. - Gemeentewerklieden.
Art.8. <Zie NOTA 2 onder TITEL> <B 10-01-1947, art. 1, § 5> Het loon van de ongeschoolde werklieden die werkelijk en uitsluitend deel uitmaken van het gemeentepersoneel, mag niet lager zijn dan de spanning 100.
HOOFDSTUK III. - Algemeene bepalingen.
Art.9. <Zie NOTA 2 onder TITEL> De door de gemeentereglementen voorziene verhoogingen kunnen geweigerd worden aan den ambtenaar, den beambte, den werkman of aangestelde, die zijn bediening niet op bevredigende wijze mocht vervullen.
De belanghebbende moet vooraf gehoord worden, en van zijne verklaringen wordt proces-verbaal opgemaakt.
Hij mag insgelijks zijne verdediging laten voordragen door een persoon zijner keuze en aan het proces-verbaal een nota doen toevoegen of laten toevoegen welke aan het dossier moet gehecht blijven.
Ingeval de reglementaire verhoogingen tweemaal achtereen worden geweigerd mag, bij de tweede weigering, door belanghebbende bij de bestendige deputatie beroep worden aangeteekend. Het moet ingediend worden binnen de maand na de beteekening der beslissing, op straffe van vervallenverklaring.
Art.10. <Zie NOTA 2 onder TITEL> De jaarwedden worden ten minste eens per maand uitbetaald.
Zij gaan in vanaf den dag waarop men in dienst treedt.
Elke begonnen maand is geheel verschuldigd.
Art.11. <Zie NOTA 2 onder TITEL> De gemeenten, welke deel uitmaken eener agglomeratie, worden gerangschikt volgens dezer totale bevolking. Een koninklijk besluit zal de agglomeraties vaststellen waarop deze bepaling toegepast wordt.
Art.12. <Zie NOTA 2 onder TITEL> De wedden worden herzien, overeenkomstig bovenvermelde bepalingen, met ingang op 1 Januari 1927, volgens de bij de jongste tienjaarlijksche volkstelling vastgestelde bevolking. Zoo wordt ook te werk gegaan indien, ten gevolge eener bevolkingstoeneming, bij eene tweede telling vastgesteld, eene gemeente in een andere categorie wordt ingedeeld.
De herziene wedden dienen als grondslag voor het vaststellen der aanvangswedden en het berekenen der bij deze wet voorziene verhoogingen.
De huidige wedden welke het alzoo vastgestelde bedrag zouden overschrijden, blijven behouden en mogen niet verminderd worden zoolang de titularis in dienst blijft.
Art.13. <Zie NOTA 2 onder TITEL> Ieder ambtenaar, beambte, werkman of aangestelde der gemeenten of der daarvan afhangende besturen en waaraan de overheid, waaronder hij staat, de hoedanigheden betwist, bij artikel 2 dezer wet bepaald, of die, voor wat hem aangaat, meent benadeeld te zijn bij de toepassing der maatregelen voorzien bij de artikelen 3, 4, 5, 6, 8 en 12, mag bij de bestendige deputatie van den provincieraad beroep aanteekenen.
Een beroep bij den Koning blijft open voor het bestuur en voor den belanghebbende.
De bezwaren aan de hooge overheid worden, op straffe van vervallenverklaring, ingediend binnen de maand na de beteekening der gewraakte beslissingen.
De beslissing van de bestendige deputatie of van den Koning wordt, aan den beroeper, binnen dertig dagen volgende op den dag der ontvangst van zijn beroep, beteekend.
Art.14. <Zie NOTA 2 onder TITEL> Er wordt, in elke provincie, eene adviseerende en bemiddelende commissie tot stand gebracht, samengesteld uit zeven leden benoemd als volgt :
Drie leden benoemd door de bestendige deputatie onder de bestendige afgevaardigden, de gemeenteraadsleden of de bestuurders der van de gemeenten afhangende instellingen of diensten; drie leden door de nationale instellingen van beroepsvereenigingen van gemeenteambtenaars, -beambten en -werklieden; de voorzitter wordt door den provinciegouverneur aangeduid.
Vooraleer uitspraak te doen over de gevallen welke haar, bij toepassing der artikelen 3, 4, 5, 6, 7, 8, 12 en 13 dezer wet onderworpen worden, wint de bestendige deputatie, bij wie ze aanhangig gemaakt zijn, het advies in van hoogervermelde provinciale commissie. Dit college bepaalt hiervan de voorwaarden van inrichting en werking.
Art. 15. <Zie NOTA 2 onder TITEL> Binnen zes maanden na de bekendmaking dezer wet, maken de gemeentebesturen en de colleges of commissies der daarvan afhangende besturen, een loonschaal hunner beambten en bedienden op, met inachtneming van de voorschriften dezer wet.