5 MEI 1872. - WETBOEK VAN KOOPHANDEL : BOEK I _ TITELS VI en VII. Het Pand en De Commissie. (Wet houdende herziening der beschikkingen betreffende het Pand en de Commissie.)(NOTA : Artikelen 1 tot 10 van titel VI opgeheven behalve voor zover nodig voor de toepassing van artikel 11 van dit Wetboek bij L2013-07-11/19, art. 102, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2018) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-02-1997 en tekstbijwerking tot 27-04-2018)
TITEL I. Pand.
Art. 1-11
TITEL II. - Commissiecontract.
Afdeling I. - De commissionairs in het algemeen.
Art. 12-13
Afdeling II. - Commissionairs of consignatarissen.
Art. 14-17
Algemene bepalingen. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997>
Art. 18
TITEL I. _ Pand.
Artikel 1. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Pand tot zekerheid van een handelsverbintenis geeft aan de schuldeiser het recht om zich, bij voorrecht en voorrang boven de andere schuldeisers, uit de in pand gegeven zaak te doen betalen, wanneer de inpandgeving geschied is op een wijze die in de koophandel geldt voor de verkoop van zaken van dezelfde aard, en de in pand gegeven zaak in het bezit is gesteld en gebleven van de schuldeiser of van een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen.
De last van het bewijs van de dagtekening der inpandgeving rust op de schuldeiser. Dit bewijs kan geleverd worden door alle wettelijke middelen.
Art.2. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De schuldeiser wordt geacht de koopwaren in zijn bezit te hebben wanneer zij te zijner beschikking zijn in zijn magazijnen of schepen, bij de douane of in een openbare opslagplaats, of wanneer zij voor hun aankomst in zijn bezit zijn gesteld door een cognossement of door een vrachtbrief.
(Inzake schuldvorderingen geldt artikel 2075 van het Burgerlijk Wetboek.)
Het laatste lid toegevoegd bij de wet van 12 december 1996.
Art.3. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De pandhoudende schuldeiser ontvangt op de vervaldagen de rente, de dividenden en het kapitaal van de in pand gegeven waarden en verrekent ze met zijn schuldvordering.
Wanneer het pand bestaat uit handelspapier, oefent de pandhoudende schuldeiser de rechten uit van de houder en moet hij diens verplichtingen nakomen.
Art.4.<W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Indien de door het pand gewaarborgde schuldvordering niet voldaan is op de vervaldag, kan de schuldeiser, na een aanmaning te hebben betekend aan de lener en in voorkomend geval aan de derde-pandgever, op een verzoekschrift aan de voorzitter van de [1 ondernemingsrechtbank]1 machtiging verkrijgen om het pand, hetzij openbaar, hetzij uit de hand, naar keuze van de voorzitter, te doen verkopen door de persoon die deze aanwijst.
Op dat verzoekschrift wordt eerst beslist twee vrije dagen nadat het aan de schuldenaar en in voorkomend geval aan de derde-pandgever is betekend met verzoek om in die tussentijd hun eventuele opmerkingen aan de voorzitter te doen toekomen.
( (NOTA : het onderhavig lid 3 wordt opgeheven voor zover het betrekking heeft op de panden op financiële instrumenten of op contanten. <W 2004-12-15/39, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2005>) De effecten en deviezen worden verkocht op de beurs:
- de genoteerde, op de gewone vergaderingen van de beurs of van een der beurzen waar zij genoteerd worden;
- de niet genoteerde, op de veilingen van de beurscommissie.
(NOTA : het onderhavig lid 4 wordt opgeheven voor zover het betrekking heeft op de panden op financiële instrumenten of op contanten. <W 2004-12-15/39, art. 69, 005; Inwerkingtreding : 01-02-2005>) De voorzitter van de rechtbank wijst voor elk van de beurzen waar de verkoop zal geschieden, een op de lijst van die beurs ingeschreven wisselagent aan, die tot de verkoop zal overgaan overeenkomstig het beursreglement, zonder verdere formaliteiten.) <Het derde en het vierde lid toegevoegd bij artikel 30 van het koninklijk besluit nr 300 van 30 maart 1936>
----------
(1)<W 2018-04-15/14, art. 252, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art.5.<W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De aldus verkregen beschikking is eerst uitvoerbaar nadat ze aan de lener en in voorkomend geval aan de derde-pandgever betekend is, met aanwijzing van de dag, plaats en uur van de veiling, indien deze bevolen is. Die beschikking wordt definitief en geldt als in laatste aanleg gewezen, indien de lener of in voorkomend geval de derde-pandgever binnen drie dagen na de betekening er geen verzet tegen doet met dagvaarding voor de [1 ondernemingsrechtbank]1.
----------
(1)<W 2018-04-15/14, art. 252, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art.6. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De termijn om hoger beroep in te stellen tegen het op dat verzet gewezen vonnis is acht dagen te rekenen van de betekening.
Art.7. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De beschikking en het vonnis zijn van rechtswege uitvoerbaar zonder borgtocht niettegenstaande verzet of hoger beroep.
Art.8.<W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De hierboven gestelde termijnen kunnen niet worden verlengd wegens de afstand.
Indien de schuldenaar of in voorkomend geval de derde-pandgever zijn woonplaats niet heeft binnen het rechtsgebied van de [1 ondernemingsrechtbank]1 of aldaar geen keuze van woonplaats gedaan heeft, worden de in de vorige artikelen vermelde betekeningen, behalve die waarvan sprake is in artikel 4, op geldige wijze gedaan ter griffie van die rechtbank.
----------
(1)<W 2018-04-15/14, art. 252, 007; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art.9. <W 1997-08-08/80, art. 130, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1998> De uitoefening van de rechten bij de vorige artikelen aan de pandhoudende schuldeiser toegekend, wordt niet geschorst door het overlijden van de schuldenaar of van de derde-pandgever.
Art.10. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Elk beding waarbij de schuldeiser zou worden gemachtigd zich het pand toe te eigenen of erover te beschikken zonder inachtneming van de hiervoren bepaalde vormen, is nietig.
Art.11. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Artikel 2 en de artikelen 4 tot en met 10 van deze titel zijn van toepassing op het pand tot zekerheid van het wettelijk voorrecht van de commissionairs of van hun geldschieters, waarvan sprake is in afdeling II van titel II hierna.
TITEL II. - Commissiecontract.
Afdeling I. - De commissionairs in het algemeen.
Art.12. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Commissionair is hij die op zijn eigen naam of onder een maatschappelijke naam handelt voor rekening van een opdrachtgever.
Art.13. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> De verplichtingen en de rechten van de persoon die handelt in naam van een opdrachtgever, worden geregeld in het Burgerlijk Wetboek, boek III, titel XIII.
Afdeling II. - Commissionairs of consignatarissen.
Art.14. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Iedere commissionair is, door de enkele toezending, bewaargeving of consignatie van koopwaren, op de waarde bevoorrecht voor alle leningen, voorschotten of betalingen die hij als commissionair doet, hetzij voor de verzending van de koopwaren, hetzij gedurende de tijd dat deze in zijn bezit zijn.
Dit voorrecht bestaat slechts voor zover de koopwaren in het bezit gesteld zijn en gebleven van de commissionair of van een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen.
In de bevoorrechte schuldvordering van de commissionair zijn, naast de hoofdsom, ook de rente, het commissieloon en de kosten begrepen.
Art.15. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Wanneer de koopwaren voor rekening van de opdrachtgever verkocht en geleverd zijn, verhaalt de commissionair het bedrag van zijn schuldvordering op de opbrengst van de verkoop, bij voorrang boven de schuldeisers van de opdrachtgever.
Art.16. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Iedere geldschieter die aan de commissionair de nodige bedragen in geld of in handelspapier verstrekt voor de leningen, voorschotten of betalingen waarvan sprake is in artikel 14, eerste lid, heeft tot waarborg voor de terugbetaling van de verstrekte bedragen en van de rente hetzelfde voorrecht op dezelfde voorwerpen en op dezelfde wijze als in de artikelen 14 en 15 bepaald is.
Dit voorrecht bestaat slechts voor zover de geldschieter of een derde omtrent wie partijen zijn overeengekomen, door de commissionair in het bezit is gesteld van het cognossement of van de vrachtbrief.
Art.17. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> Het voorrecht van de geldschieter gaat boven dat van de commissionair.
Algemene bepalingen.
Art. 18. <W 1997-10-21/30, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 07-12-1997> (...) Opheffingsbepaling.