17 APRIL 1835. - Wet op de onteigening ten algemene nutte. (VERTALING) (NOTA : opgeheven voor het Vlaams Gewest bij DVR2017-02-24/22, art. 122,1°, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2018) (NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG2018-11-22/12, art. 98, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2019) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-04-2017 en tekstbijwerking tot 18-12-2018)
TITEL I. - Enige Titel. - Reglement inzake vergoeding en inbezitstelling.
Art. 1-9, 9bis, 9ter, 10, 10bis, 11-26
TITEL I. - Enige Titel. - Reglement inzake vergoeding en inbezitstelling.
Artikel 1. Bij gebreke van een overeenkomst tussen de partijen zullen het besluit en het aanwijzingsplan der werken en der te onteigenen percelen, alsmede de stukken van het bestuurlijk onderzoek worden neergelegd op de griffie van de rechtbank waar de goederen gelegen zijn, op welke griffie de betrokken partijen zonder kosten inzage ervan mogen nemen tot de vergoeding definitief geregeld is.
Art.2. Van deze nederlegging zal aan de eigenaars en vruchtgebruikers kennis gegeven worden door een exploot houdende dagvaarding op een bepaalde dag, ten einde de vergoeding te kunnen regelen en de inbezitstelling te bevelen.
De termijn der dagvaarding zal vijftien dagen bedragen.
Een afschrift van het exploot zal uiterlijk binnen acht dagen worden aangeplakt op de hoofddeur van de kerk en van het gemeentehuis der plaats waar de goederen gelegen zijn. Een ander afschrift zal daarenboven binnen dezelfde termijn aan de burgemeester der gemeente overhandigd worden.
Een uittreksel van het exploot, dat de namen der partijen en de bondige opgave der goederen bevat zal in een der dagbladen van het arrondissement en van de provincie worden ingelast, indien er dagbladen zijn.
In geval van volstrekte noodzakelijkheid zal de termijn van dagvaarding kunnen verkort worden bij bevelschrift van de voorzitter, afgeleverd op verzoekschrift.
Art.3. De zaak zal op de door de dagvaarding aangeduide zitting worden opgeroepen. Indien de gedagvaarde partij een pleitbezorger aangesteld heeft of aanstelt, wordt er met opschorting van alle andere zaken gehandeld zoals gezegd zal worden in het volgend artikel; indien er geen pleitbezorger aangesteld werd, wordt de niet verschenen gedaagde door een aangestelde (gerechtsdeurwaarder) opnieuw gedagvaard voor de door de rechtbank vastgestelde dag zonder dat het nodig zij het vonnis te lichten. De termijn voor het verschijnen zal vijftien dagen niet mogen overschrijden. <W 1963-07-05/32, art. 48, §4>
Art.4. Op de bij het vorig artikel bedoelde zitting zal de rechtbank oordelen of de bij de wet voorgeschreven formaliteiten, om tot onteigening te geraken, werden in acht genomen. Indien de gedaagde verschijnt, zal hij vooraf geboord worden en gehouden zijn tegelijk, op straf van vervallenverklaring, al de excepties voor te dragen die bij zou menen te moeten tegenstellen. De rechtbank zal, op staande voet of uiterlijk op de volgende zitting, over het geheel met een enkel vonnis uitspraak doen.
Art.5. Indien de rechtbank beslist dat de rechtsvordering niet regelmatig werd ingesteld, dat de door de wet voorgeschreven vormen niet werden nageleefd, ofwel dat het plan der werken niet toepasselijk is op het eigendom waarvan de onteigening vervolgd wordt, zal zij verklaren dat er geen verdere rechtspleging moet geschieden.
Art.6. Het hoger beroep tegen dit vonnis, evenals tegen datgene waarbij zal besloten zijn dat er dient overgegaan tot de regeling der vergoeding, zal binnen vijftien dagen na de uitspraak ervan ingesteld worden.
Het beroep zal een dagvaarding tot verschijning binnen de 8 dagen bevatten alsmede de bezwaren tegen het vonnis, dit alles op straf van nietigheid; geen andere bezwaren buiten die welke in de akte van beroep vermeld zijn, zullen op de zitting of schriftelijk mogen besproken worden.
Over het beroep zal zonder uitstel uitspraak worden gedaan op de bij bevelschrift van de voorzitter op verzoekschrift vastgestelde dag.
Art.7. Zo de rechtbank beslist dat de bij de wet voorgeschreven vormen werden in acht genomen en dat er geen geschikte stukken tot vaststelling van het bedrag der vergoeding werden voorgelegd, zal zij bij hetzelfde vonnis verklaren dat de gronden of gebouwen binnen de kortste tijd bezichtigd en geraamd zullen worden door drie experts die op staande voet en in gemeenschappelijk overleg door de partijen aangesteld worden, zoniet van ambtswege benoemd worden. Zij zal een der rechters gelasten zich met ben en de griffier ter plaatse te begeven op dag en uur en plaats die bij hetzelfde vonnis aangeduid worden.
Art.8. De uitspraak van dat vonnis geldt als betekening zowel aan pleitbezorger als aan partij; binnen drie dagen van die uitspraak is de griffier gehouden aan de vervolger een uittreksel uit het vonnis uit te reiken, dat de conclusies, de gronden en de beslissing bevat, (...) <KB64 1939-11-30/34 art. 290>
Binnen de drie volgende dagen wordt dit uittreksel aan de experts betekend met aanmaning zich op dag, uur en plaats bepaald bij het vonnis, ter plaatse te begeven.
Art.9. <W 09-09-1907, art. 1, BS 21-09-1907> De deskundigen leggen den eed af op de plaats des onderzoeks, in handen van den rechter-commissaris. Zij wijzen dengene hunner aan die gelast is de mededeelingen van partijen te ontvangen. De rechter-commissaris benoemt andere deskundigen ter vervanging van ben die niet zijn opgekomen of tegen welke bij redenen van wraking aanneemt.
Partijen overhandigen hem de bescheiden die zij tot waardeering der schadeloosstelling nuttig achten; daarbij mag de rechter al de inlichtingen inwinnen die van aard zijn om de deskundigen voor te lichten; ook kan hij, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van eene der partijen, eene informatie instellen. In dit geval worden zij, die hij meent te moeten hooren, in aanwezigheid van deskundigen en partijen ondervraagd, na eerst den eed voorzien bij artikel 262 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging, te hebben afgelegd.
Art. 9bis. <ingevoegd bij W 09-09-1907, art. 1, BS 21-09-1907> De onteigenende is, bij die eerste bijeenkomst, gehouden de nota's en bescheiden over te leggen waarvan hij gebruik wil maken; zij worden door den rechter-commissaris ter griffie nedergelegd. Een afschrift van de nota's wordt, staande de vergadering, door den onteigenende ter hand gesteld aan den onteigende of aan zijn pleitbezorger, indien bij er een heeft aangesteld.
Wil de onteigende gebruik maken van nota's en bescheiden, dan moet bij ze overleggen binnen dertig dagen na de eerste plaatsopneming.
De onteigenende beschikt over vijftien dagen om daarop te antwoorden en de onteigende over een gelijken termijn tot beantwoording zijnerzijds. De partij die dezen termijn laat voorbijgaan zonder te antwoorden, wordt vervallenverklaard van het recht zulks te doen.
Nota's en bescheiden worden door de partijen ter griffie nedergelegd. Hij die ze neerlegt, moet denzelfden dag, bij ter post aangeteekenden brief, van deze nederlegging bericht geven aan de tegenpartij, of aan haren pleitbezorger met een afschrift van de nota's, De deskundigen krijgen insgelijks bericht langs denzelfden weg.
De termijn tot antwoorden vangt aan te rekenen van den tweeden dag na de nederlegging van den aangeteekenden brief op de post.
Door den rechter-commissaris wordt een proces-verbaal opgemaakt, vermeldende de verklaringen van de bij de informatie gehoorde personen.
Art. 9ter. <ingevoegd bij W 09-09-1907, art. 1, BS 21-09-1907> De deskundigen zijn gehouden hun verslag neer te leggen binnen veertig dagen, hetzij na het eindigen van den termijn waarover partij beschikt om te antwoorden op de laatste nota door hare tegenpartij ingeleverd, hetzij na het ter hand stellen aan de deskundigen, door deze partij, van een geschreven verklaring waaruit blijkt dat zij van het antwoord afziet. De afgifte van deze verklaring geschiedt bij aangeteekenden brief en geldt als kennisgeving te rekenen van den tweeden dag na de nederlegging daarvan op de post.
De termijn van veertig dagen, in de voorgaande alinea bepaald, kan met een nieuwen termijn van niet langer dan veertig dagen verlengd worden krachtens eene met redenen omkleede en onherroepelijke beslissing van den rechter-commissaris, genomen op verzoek, door de partijen of door de deskundigen ingediend bij de eerste plaatsopneming. De rechter doet uitspraak binnen vijftien dagen na de eerste plaatsopneming.
Leggen zij hun verslag niet neder binnen de hierboven bepaalde termijnen dan wordt aan ieder der deskundigen, voor elken dag uitstel, van rechtswege 20 frank van hun loon afgehouden, tenzij ze bewijzen voor den taxeerenden rechter, die daarover uitspraak doet zonder beroep, dat de vertraging hun niet te wijten is.
Het advies van de deskundigen wordt aan het door den rechter-commissaris opgemaakte proces-verbaal toegevoegd en een en ander wordt op de griffie nedergelegd ter kostelooze inzage van partijen. Van deze nederlegging wordt, denzelfden dag, bij ter post aangeteekenden brief, door de deskundigen kennis gegeven aan partijen of aan hare pleitbezorgers.
Deskundigen zenden terzelfder tijd aan partijen, onder aangeteekenden omslag, een afschrift van hun verslag.
Het verslag der deskundigen is voor de rechtbank niet verbindend.
Art.10. <W 09-09-1907, art. 1, BS 21-09-1907> De formaliteiten, door het Wetboek van Rechtspleging voorgeschreven voor het verslag van de deskundigen en het onderzoek, zijn niet van toepassing op de werkzaamheden en de informatiën waarover de twee voorgaande artikelen handelen.
Art. 10bis. <W 09-09-1907, art. 1, BS 21-09-1907> De rechtbank mag niet bevelen een onderzoek gedaan volgens de voorschriften van het Wetboek van Burgerlijke Rechtspleging, doch het staat haar vrij een informatie door den rechter commissaris te doen instellen overeenkomstig de regelen in artikel 9 aangeduid en voor welke zij dag en uur bepaalt. Deze informatie geschiedt in tegenwoordigheid van partijen. Door bemoeiing van den griffier, wordt hun daarvan, ten minste vijf dagen te voren, bericht gegeven bij ter post aangetekenden brief.
Art.11. <W 09-09-1907, art. 1, BS 21-09-1907> De zaak wordt ter terechtzitting opgeroepen, vijftien volle dagen na nederlegging van het verslag en op dagstelling, indien een pleitbezorger is aangesteld, zonder dat het noodig is het proces-verbaal of het advies der deskundigen vooraf te doen beteekenen.
Partijen worden gehoord, het openbaar ministerie brengt advies uit uiterlijk binnen acht dagen, en het vonnis tot bepaling van de schadeloosstelling wordt uitgesproken binnen de acht eerstvolgende dagen.
Dat vonnis kan echter niet worden geveld, zoolang er niet is uitgesproken over het beroep tegen het vonnis waarbij wordt beslist over te gaan tot de regeling van de schadeloosstelling.
Art.12. Krachtens dat vonnis en zonder dat het vooraf dient betekend te worden, wordt het bedrag der toegekende vergoeding in de Consignatiekas gedeponeerd, en op vertoon van de betekening aan pleitbezorger of aan partij, van het bewijs van deponering wordt het bestuur of de commissaris in het bezit gesteld bij een door de voorzitter op verzoekschrift uitgevaardigd bevelschrift. Dit bevelschrift van de voorzitter zal voorlopig uitvoerbaar zijn, niettegenstaande verzet of beroep en zonder borgstelling.
Art.13. De gedaagde partijen, die niet woonachtig zijn in de plaats waar de rechtbank haar zetel heeft, zijn gehouden er woonplaats te kiezen; bij gebrek van deze domiciliekeuze worden alle betekeningen zelfs die van het definitief vonnis alsmede van de aanbiedingen tot gerede betaling en van beroep, geldig ter griffie gedaan.
Art.14. De bij onderhavige wet vastgestelde termijnen voor de verdagingen of andere akten van rechtspleging zijn van toepassing op de vreemdelingen zoals op de inlanders.
Art.15. Het onderzoek zal als onderzoek op tegenspraak aangezien worden wat de partijen betreft die geen pleitbezorger zouden gesteld hebben ingevolge de dagvaardingen waarvan sprake in de artikels 2 en 3, of die, na een pleitbezorger gesteld te hebben op de terechtzittingen of latere akten van rechtspleging niet vertegenwoordigd zouden zijn.
Art.16. Elk bij de voorgaande bepalingen niet voorzien tussengeschil zal dadelijk berecht worden of uiterlijk tijdens de zitting die volgt op de pleidooien.
Art.17. De vonnissen die gewezen worden in het onderzoek der rechtspleging, zoals het geregeld is bij de vorige artikels, worden eerst geveld nadat het openbaar ministerie gehoord werd; zij zijn uitvoerbaar niettegenstaande verzet of beroep en zonder borgstelling.
Het Hof van Beroep mag in geen geval verweer verlenen dat ertoe strekt de uitvoering der vonnissen rechtstreeks of onrechtstreeks te stuiten.
Art.18. Indien het vonnis dat de vergoeding heeft vastgesteld, veranderd wordt en het arrest het cijfer er van verhoogd heeft, is het bestuur of de concessiehouder gehouden de aanvullende vergoeding binnen de acht dagen na de betekening van het arrest in consignatie te geven, zoniet mag de eigenaar krachtens hetzelfde arrest de werken doen schorsen.
(Indien het vonnis dat de vergoeding heelt vastgesteld, wordt veranderd en het arrest het bedrag ervan heeft verminderd en de onteigende dan ook, heeft veroordeeld tot de terugbetaling van het bedrag dat hij teveel heeft ontvangen, is hij op, dit bedrag de burgerlijke vruchten verschuldigd die hij heeft gewonnen of vermocht te winnen tot op de datum van de veroordeling tot terugbetaling. Deze vruchten zijn steeds gelijk aan de interestvoet van de Deposito- en Consignatiekas voor de periode dat de gelden aldaar geconsigneerd bleven en aan de interestvoet voor de basisherfinancieringstransacties van de Europese Centrale Bank vanaf de afhaling ervan.
Voor de periode voorafgaand aan 1 januari 1999 bedragen de vruchten, voor de periode vanaf de afhaling van de Deposito- en Consignatiekas, 3 pct.) <W 2000-04-06/38, art. 2, Inwerkingtreding : 01-06-2000>
Art.19. Ingeval er derde betrokkenen zouden zijn op grond van huur, genotspand, gebruik of bewoning is de eigenaar gehouden hen vóór het vaststellen van de vergoeding op te roepen, om indien zij het goedvinden, wat hen betreft aan de werkzaamheden van de schattingen mede te werken, zoniet blijft hij alleen tegenover hen belast met de vergoedingen welke deze laatsten zouden eisen. De vergoedingen van derde-betrokkenen die aldus opgeroepen worden of tussenbeide komen in dezelfde vorm geregeld als die welke verschuldigd zijn aan de eigenaar.
Art.20. <W 27-05-1870, art. 11, BS 29-05-1870> Het vonnis, waarbij besloten werd dat de bij de wet voorgeschreven formaliteiten tot vaststelling van het openbaar nut werden in acht genomen, zal onmiddellijk op het kantoor der hypotheekbewaring worden overgeschreven.
Deze overschrijving heeft ten opzichte van derden dezelfde gevolgen als de overschrijving van een akte van afstand.
Art.21. De akten tot ontbinding, tot opvordering of alle zakelijke rechtsvorderingen kunnen de onteigeningen niet stuiten noch er de uitwerking van verhinderen. Het recht der eisers wordt overgebracht op de prijs en het onroerend goed blijft er van bevrijd.
Art.22. Op vertoon van het vonnis en van het getuigschrift, waaruit blijkt dat het onteigend onroerend goed vrij is van hypotheek, is de aangestelde der Consignatiekas gehouden aan de rechthebbenden het bedrag der toegekende vergoeding te overhandigen, indien er geen enkel beslaglegging of verzet op de in consignatie gegeven gelden is.
Indien dit getuigschrift niet voorgelegd of de opheffing der beslagleggingen of verzetaantekeningen niet bij gebracht kan worden mag de aangestelde der Consignatiekas de gelden slechte op bevelschrift van het gerecht uit handen geven. Hetzelfde geldt in de gevallen waarin de rechten van de eigenaar of de vruchtgebruiker niet geregeld zouden zijn door het vonnis waarbij de consignatie werd bevolen.
De schuldeiser die tengevolge van de voor de verdeling der vergoedingen bepaalde rangregeling geen nuttige plaats voor gehele schuldvordering zou bekomen, mag wegens splitsing van zijn hypotheek of verdeling van zijn kapitaal, niet de terugbetaling van het overschot van zijn schuldvordering eisen indien zij overigens niet eisbaar is krachtens zijn titel of om enige ander reden.
Art.23. Indien de voor werken van algemeen nut aangekochte gronden die bestemming niet krijgen, zal een volgens in artikel 6, titel II van de wet van 8 maart 1810 aangeduide wijze afgekondigd bericht de gronden doen kennen die het bestuur kan weerverkopen. Binnen drie maanden na die bekendmaking zijn de oude eigenaars, die de eigendom van bedoelde gronden willen terugkopen, op straf van vervallenverklaring gehouden zulks te verklaren.
Ingeval het bestuur dat bericht niet afkondigt, kunnen de oude eigenaars of hun rechthebbenden de teruggave van die gronden vragen; en die teruggave zal in rechte worden bevolen op de verklaring van het bestuur dat ze niet meer bestemd zijn om te dienen voor de werken waarvoor ze werden aangekocht.
De prijs van de terug te bezorgen gronden wordt vastgesteld door de rechtbank van het gebied waar ze liggen, tenzij de eigenaar verkiest het bedrag van de vergoeding die hij ontvangen heeft terug te geven. De gerechtelijke vaststelling van de prijs kan in geen geval het bedrag van de schadevergoeding overschrijden.
(In afwijking van het eerste lid, is het bestuur verplicht voorafgaandelijk de Nationale Landmaatschappij de mogelijkheid te geven zich in de plaats te stellen van de vroegere eigenaars, wanneer de gronden verworven ten algemenen nutte die deze bestemming niet krijgen, gelegen zijn :
1° hetzij in de gemeenten bedoeld in artikel 76 van de wet van 12 juli 1976 houdende bijzondere maatregelen inzake ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet bij de uitvoering van grote infrastructuurwerken;
2° hetzij in de gemeenten bedoeld in een ministerieel besluit genomen in uitvoering van artikel 56, § 1, van de wet van 22 juli 1970 op de ruilverkaveling van landeigendommen uit kracht van de wet.
De prijs van de gronden wordt vastgesteld na overeenkomst tussen het bestuur en de Nationale Landmaatschappij. Hij mag in geen geval het bedrag van de vergoeding die de vroegere eigenaar heeft ontvangen overschrijden.
Te dien einde moet het bestuur kennis geven van de prijs en van de voorwaarden waartegen het bereid is het goed te verkopen. Deze kennisgeving geldt als aanbod van verkoop. Zij moet op straffe van niet-bestaan, bij ter post aangetekende brief geschieden.
Aanvaardt de Nationale Landmaatschappij het aanbod, dan moet zij daarvan aan het bestuur kennis geven binnen drie maand na de kennisgeving bedoeld in het vorig lid, in welk geval de verkoop tussen partijen voltrokken is, zodra de aanvaarding van de Nationale Landmaatschappij ter kennis is gekomen van het bestuur.
Indien binnen die termijn het aanbod niet aanvaard is of er geen overeenkomst over de prijs is bereikt, zijn de leden één, twee en drie van dit artikel van toepassing.) <W 1976-07-12/32 art. 77, BS : 15-10-1976>
Art.24. (...) <Opgeheven bij art. 290 Wetboek van registratierechten>
Art.25. <Overgangsbepaling>
Art. 26. De titels III en IV van de wet van 8 maart 1810 zijn opgeheven. De bepalingen van de wet van 16 september 1807 of van alle andere wetten die met de onderhavige wet strijdend zouden zijn, worden opgeheven.